STADSWANDELING DOOR LEEUWARDEN



Hoofdstad. Hofstad. Cultuurstad. Monumentenstad (er zijn liefst 450 en een dubbel aantal kenmerkende gebouwen). Leeuwarden heeft alles mee om een toeristische attractie van formaat te zijn. En toch is er iets mis met het imago van Leeuwarden, dat zich alleen bij een Elfstedentocht even het centrum van de wereld mag wanen. Wat Leeuwarden nodig heeft, is een nieuw elan. De structuur van de binnenstad is schitterend, maar het schort aan allure. En de plaatselijke bevolking moet veel trotser op de eigen stad zijn.

Het probleem van Leeuwarden is het probleem van de onbekendheid. Leeuwarden heeft geen universiteit zoals Groningen. En in tegenstelling tot de stad Groningen wordt Leeuwarden wegdrukt door Friesland. Leeuwarden moet zich breder maken. In het provinciehuis zetelt de vijand. Daar wint het platteland het als vanouds van de stad. De ontwikkeling van de stad wordt gefrustreerd door Provinciale Staten.


En ook al heeft de economische dimensie van de stad vooral de laatste tien, vijftien jaar aan dynamiek gewonnen, zoals wordt gesymboliseerd door het financieel centrum Klein Manhattan vlak bij het station, getuige o.a het imposante gebouw van de Postbank. Toch dreigt de stad op economisch terrein de boot te missen, want Leeuwarden is niet het agri-nutricentrum geworden waarover bet gemeentebestuur enkele jaren geleden nog zo optimistisch was. Leeuwarden ligt excentrisch, buiten de economische as Rotterdam-Amsterdam-Lelystad-Groningen.

Voor de stad Leeuwarden betekent het dat de kansen van de stad naast dienstverlening vooral moeten liggen in recreatie en cultuurtoerisme. De aantrekkingskracht zit voornamelijk in het middeleeuwse centrum met zijn fraaie, klassieke structuur. Een bescheiden binnenstad, zonder pompeuze pleinen, maar wel met een grachtengordel. Pieter Jelles Troelstra noemde Leeuwarden, waar hij als advokaat werkte, aan het begin van de vorige eeuw 'een stijve en deftige stad". En inderdaad lijkt het alsof er iets is blijven zweven van de oude Hofsfeer. Maar gelukkig ‘de toekomst van Leeuwarden ligt in de geschiedenis'.


ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING LEEUWARDEN


We beginnen de stadswandeling midden aan het (1) Hofplein voor het Stadhouderlijk Hof, eeuwenlang de residentie van de Friese stadhouders. Na ingrijpende verbouwingen kreeg dit Hof in de zomer van 1996 de status van Hotel-restaurant. De kamers op de tweede etage heten stadslogementen. Ze hebben geen nummers, maar Friese namen. Op de kamerdeuren staat 'Boalsert' (Bolsward), de kamer ernaast heet 'Hylpen' (Hindelopen) en die ertegenover 'Frjentsjer' (Franeker). Je stapt er door hoge, met marmer betegelde gangen, betreedt salons en zalen, zoals de Gele zaal, waarvan de wanden met goudkleurig damast zijn bespannen. In deze zaal kan ook getrouwd worden maar alleen op werkdagen. Paren die er wat meer voor over hebben, trouwen op zaterdag in de Nassauzaal. In deze statige salon vol herstelde glorie met glimmende ingelegvloeren hangen glanzende staatsieportretten van de Nassau-dynastieën aan de wand, zoals dat van de jonge prins Johan Willem Friso en van zijn vrouw Maria Louisa, de sneeuwwitte boezem koket in beeld.

In een hoek staat de stadhouderlijke stoel anno 1724. Op de zitting ligt nog het hoge kussen waarop de klein uitgevallen stadhouder plaatsnam wanneer hij de vergadering van het stadsbestuur wilde bijwonen. De eerste Friese stadhouder die hier woonde, was Willem Lodewijk van Nassau, een neef van Willem de Zwijger. Willem was bij de Friezen zeer gezien en ze noemden hem dan ook heel huiselijk 'Us Heit (onze vader). Zijn bronzen standbeeld toont ons een strijdbaar man, stoer met staf en zwaard. Het staat op een hoge sokkel op het Hofplein.

Midden 18e eeuw verlaat de laatste Friese stadhouder voorgoed het Stadhouderlijk Hof en vertrekt naar Den Haag. De kroniekn van het verlaten huis vertellen een triest relaas. Het Hof raakt in verval, dient als kazerne voor de Franse troepen, als weeshuis, school, hospitaal en pakhuis. Tot het jaar 1814, want dan krijgt koning Willem I het complex door koop in bezit: het Hof wordt koninklijk paleis. .En na ingrijpende verbouwingen wordt dit Hof in 1996 Hotel-restaurant.

Van de weinige echte pleinen in de Friese hoofdstad is het (2) Raadhuisplein nog het aardigst. Misschien is het wel uit pleinvrees dat precies in het midden van die driehoek een kolossale duistere boom werd geplant: de door ijzeren hekwerk afgeschermde 'Wilhelminaboom 18981. Langs breed gebladerte kijk je uit op het stadhuis. Het is er een uit een boekje: hardstenen trappen, een bordes, hoge ramen, allegorische beelden, Latijnse spreuk boven de deur, carillon op het dak. Het stadhuis is feitelijk leeg, er zijn alleen nog de kamers van B en W en de raadszaal.

Van het Hofplein steken we door naar de grachtengordel en lopen langs het spiegelende water van de Nieuwestad, die af en toe wordt onderbroken door een hoog oplopende, gemetselde boogbrug, die hier een pijp wordt genoemd. Hier is Leeuwarden op zijn charmantst. Er is van alles te zien: winkels en warenhuizen, cafés met terrassen aan het water. We komen bij de historische (3) Boterwaag. Dit pand is van 1598 met ervoor een lange rij wachtenden. Niet voor boter, maar voor geld uit de muur!

Een beeldige stad ook, Leeuwarden. Zo passeren we het zwartglimmende bronzen plastiek van (5) Mata Hari (buikdanseres). Elders in de stad vinden we nog meer beelden van beroemde inwoners van Leeuwarden: Anne Vondeling (politicus), Piet Paaltjens (treurdichter), Troelstra (dichter, strijder, staatsman). Aan Voorstreek 26 woonde eens de dichter Slauerhoff (1898 - 1936) en treffen we een kopie van de bekende strofe 'Alleen in mijn gedichten kan ik wonen! Alleen al vanwege Stauerhoff, Paaltjens, Vestdijk en zelfs Havank is een wandeling door Leeuwarden de moeite waard. Maar Leeuwarden is meer dan literaire stad.

We slaan rechtsaf naar de Tweebaksmarkt. Op de hoek staat het (5) Provinciehuis uit 1580. De deftige gevel is uit 1784 en neemt zowat de hele straat in. Binnen is een fraaie Statenzaal en Gedeputeerdenzaal. Je kunt er een plaquette vinden die vermeldt dat de Gedeputeerde Staten van Friesland in 1782 als eerste der Nederlanden de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten erkenden. Even verderop ligt de (6) Kanselarij uit 1571. In vroegere dagen was dit de zetel van het gerechtshof.


We slaan de Koningsstraat in en komen aan het (7) Fries Museum. Hier zijn een groot aantal herinneringen aan de friese geschiedenis te bewonderen. De modernistische gevel van het Fries Museum, een meters hoge, strakke glazen driehoek, neemt openlijk afstand van die bonte bedoening van beelden en bogen en blokken van de voormalige Kanselarij ernaast. Het museum heeft een schitterende verzameling van zilverwerk en kostuums en een imposante portrettengalerij! Opvallend is hier het portret van Saskia van Uylenburgh. Geen toeval dat het hier hangt, want Saskia was de dochter van de toenmalige burgemeester van Leeuwarden. Rembrandt schilderde zijn jonge zeer blanke en blozende verloofde in 1633.

Zo'n gracht toont ook de bonte afwisseling van fraaie gevels uit de elkaar opvolgende stijlperioden van renaissance tot art nouveau. Dit laatste wordt zichtbaar in de 'Centrale Apotheek' aan de Voorstreek met een verrukkelijk tegeltableau. Alleen is deze art nouveau gevel nu verprutsen door groene neonverlichting met het overbodige 'centrale apotheek’.

We lopen terug naar de Voorstreek. Zo'n gracht toont ook de bonte afwisseling van fraaie gevels uit de elkaar opvolgende stijlperioden van renaissance tot art nouveau. Dit laatste wordt zichtbaar in de 'Centrale Apotheek' met een verrukkelijk tegeltableau even verderop gelegen. Volgens W.F. Hermans het fraaiste pand van Leeuwarden. Alleen is deze art nouveau gevel nu verprutsen door groene neonverlichting met het overbodige 'Centrale Apotheek’.

We verlaten de grachtengordel en lopen door naar de de (8) Grote Kerk of Jacobijnenkerk. Toch is deze kerk niet echt groot. Wel oud met een merkwaardig scheefgebouwd Oranjepoortje. Ze werd in 1275 door dominicaner monniken als kloosterkerk gesticht. De kerk van vurig rode baksteen en staat op een plek vol stilte met hofjes, een plantsoen en wat eens de joodse buurt was. De joodse School staat er nog, maar is wel leeg. Op een gedenksteen in de gevel staat een tekst uit Genesis die je doet huiveren: 'Het kind is er niet meer”.

In de Grote Kerk is het een en al licht. De gekleurde glazen in het koor scheppen een gewijde sfeer. Alle Friese stadhouders, met hun families, liggen hier begraven. De stadhouders hadden in menige Leeuwarder kerk hun eigen gestoelte. Ook hier. De prinselijke houten tribune, bekend als de 'koningskraak’, staat hoog verheven boven het gewone kerkvolk en is precies 3 centimeter hoger dan de kansel. Niveauverschil moest er zijn.

Hier op het Jacobijnerkerkhof staat het Renaissancepoortje van het voormalig Stadsweeshuis uit 1675. We gaan hier linksaf de Groeneweg op en tegenover de Schoenmakersperk rechtsaf naar het water. Daar linksaf de Prinsentuin in, eens de lusthof der Nassaus, aangelegd in 1648 op de stadswallen die nu een openbaar park vormen. Er hangt een sfeer van lichte melancholie, vermengd met een zweem van geheimzinnigheid. Komt dit misschien omdat deze tuin en die tempelachtige muziektent model hebben gestaan in de roman De Koperen Tuin van Simon Vestdijk? In het gelijknamige paviljoen met een kopje koffie roept dit wellicht herinneringen aan de schrijver op, die het koper van deze muziekkoepel en restaurant beschrijft als 'mooier, eenvoudiger en vrolijker dan goud'.

We laten de Prinsentuin achter ons en steken de Boterhoek over naar het Oldenhoofster kerkhof met (9) de Oldenhove, de scheve toren van Leeuwarden die kan concureren met de scheve toren van Pisa. Als een gedoofde waskaars, zo staat daar die stompe, half afgebouwde torenromp uit 1532. Hoe komt dat eigenlijk, dat die toren niet af is? Slappe grond, is de korte verklaring van de vrijwilliger die in het torenportaal de kaartjes voor de torenbeklimming verkoopt om zo vanaf 40 meter hoogte het panorama over Leeuwarden aan te bevelen. De Friezen wilden hier in 1529 een kerk neerzetten met een toren hoger dan die van de Dom van Utrecht. Maar Leeuwarden is Utrecht niet en daarom is het maar een halve toren geworden die nog scheef staat ook: twee meter uit het lood. De bijbehorende kerk is in 1567 tijdens een storm ingestort. Voor de Oldenhove staat het standbeeld van P.J. Troelstra (1860-1930) dichter, strijder en staatsman.

Voor het laatste stuk van onze wandeling slaan we de Grote Kerkstraat in en passeren op de hoek (10) het Princessehof. Het Princessehof is het voormalige privé-paleisje van de weduwe van stadhouder Johan Willem Friso: prinses Maria Louisa van Hessen-Cassel, bij de Friezen bekend als Marijke Moey, tante Marie. De voorgevel is uit 1640 en vormt met de huizen ernaast het Princessehofmuseum. Alleen de eetzaal is nog intact. De overige kamers en zalen zijn nu ingericht als het Nederlands Keramiekmuseum, een belangwekkend museum met een duizelingwekkende, wereldwijde collectie van vazen en borden, kannen en kruiken. Dit museum biedt in Nederland het meest complete overzicht op het gebied van Art Nouveau en Art Déco. Nog even verderop naar rechts en we zijn terug op het Hofplein met het Stadhouderlijke Hof, het startpunt van onze stadswandeling.

Er zijn echter nog meer mogelijkheden om door Leeuwarden te dwalen en kennis te nemen van haar verleden. Zo is er ook een poëzieroute. Alleen al uit literair oogpunt vanwege Slauerhoff, Paaltjens, Vestdijk en zelfs Havank is een wandeling door Leeuwarden de moeite waard. Want naast Slauerhoff werden er onder meer ook François Haverschmidt (Piet Paaltjens) en de populaire detectiveschrijver H.F. van der Kallen (Havank) geboren, en ging de in Harlingen geboren Simon Vestdijk er naar dezelfde HBS als Slauerhoff. Vestdijks meest Leeuwarder roman is uiteraard De Koperen Tuin oftewel de Prinsentuin met muziekkoepel en restaurant.

VVV, Stationsplein 1
tel: 0900 - 202.40.60



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 02-06-2001 door C.P.J. Aerssens