STADSWANDELING NANCY

© L.A.W.V.VIA-VIA
Nancy - Place Stanislas

Nancy met 104.000 inwoners, gelegen niet ver van het punt waar de Meurthe en de Moezel samenkomen, is de hoofdstad van het departement Meurthe-et-Moselle. Nancy beschouwt zichzelf graag als het kloppend hart van Lotharingen. Die pretentie ontleent de stad vooral aan drie bloeiperioden in het verleden: de 16e eeuw, toen de Lotharingse hertogen op het toppunt van hun macht stonden, de 18e eeuw, toen de gewezen Poolse koning Stanislas Leszczynski hier regeerde en tenslotte de tijd tussen 1871 en 1918 toen Nancy de hoofdstad van Noordoost-Frankrijk was. Het is vooral de 18e eeuw die zijn architectonisch stempel met imposante gebouwen rondom de Place Stanislas heeft gezet.

Het was in deze tijd dat Nancy op stedenbouwkundig gebied alle aandacht trok. In opdracht van de gewezen Poolse koning Stanislas ontwierp Emmanuel Héré, een leerling van Hardouin-Mansart (de architect van Lodewijk XIV in Versailles), een heel nieuw stadsdeel tussen de oude middeleeuwse stad en de 'Ville Neuve' uit de Renaissancetijd. De kern van het ontwerp wordt gevormd door een reeks in elkaars verlengde liggende pleinen en gebouwen. Zo straalt de stad Nancy de allure uit van een residentie met de imposante Place Stanislas, parken, boulevards, chique hotels, kerken, paleizen en winkels. Het centrum is een schoolvoorbeeld van 18e eeuwse stadsplanning, goed en gaaf behouden en onderhouden.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Rue Chanzy - Banque National de Paris
Rond 1870 zorgde de industriële revolutie voor een nieuwe opleving. Veel industriëlen uit de Elzas en de Duitse delen van Lotharingen weken met hun bedrijven uit naar Nancy: drukkerijen, brouwerijen en de schoenindustrie. De inteligentia uit Metz en Straatsburg verhuisden naar Nancy. Het cultureel leven bloeide op. Zo werd Nancy een van de belangrijkste centra van de 'art nouveau' in Frankrijk. Kunstnijverheid, vooral keramiek en glaswerk, was het sterke punt van de École de Nancy met belangrijke kunstenaars als Émile Gallé, Antonin Daum, Eugène Vallin en Louis Majorelle. Hoogtepunten uit deze periode zijn nog volop herkenbaar aanwezig in de stad.


ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING NANCY

© L.A.W.V.VIA-VIA

We starten deze stadswandeling bij het Centraal Station SNCF aan het Place Thiers, door de Rue Mazagran naar het aardige stadspleintje Place Maginot. Je passert het monumentale art nouveau pand van de streekkrant 'L'Est Républician, strak van vorm, een terugkeer naar de 'klassieke' symetrie. De voorgevel lijkt een Jugendstilversie van Stanislas' triomfbogen. Op het Place Maginot lopen we langs het monument “La Lorraine et l'Alsace retrouvée”. Op de hoek van de Rue St. Jean vinden we een staaltje 'Style Moderne' uit 1907 en 1910. Het gebouw met de vrolijke hoektoren is van Émile Andreé, de productiefste architect van de École de Nancy. Het interieurontwerp is bedoeld voor de Banque National de Paris en is van de hand van Paul Charbonnier.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Place Maginot - Monument “La Lorraine et l'Alsace retrouvée”.
We slaan de Rue Notre Dame in en staan meteen bij de Eglise St. Sebastien gelegen aan het Place Mengin. De bouw van deze kerk is begonnen in 1593 als kapel in de "nieuwe" stad onder Karel III, hertog van Lotharingen. In 1682 werd begonnen met de bouw van een toren en het duurde tot 1719 tot de inmiddels in verval geraakte kapel vervangen werd voor de huidige kerk. De architect was Jean-Nicolas Jenneson (1686-1755). Het dak werd in 1725 aangebracht en het geheel werd voltooid in 1731 en ingewijd door de bisschop van Toul, Scipion Jérôme Bégon. Ten tijde van de Franse revolutie raakte het kerkgebouw in verval en deed dienst als onderdak voor krankzinnigen en later als opslagplaats voor stro. Na het concordaat werd het gebouw teruggegeven aan de religie. In de loop van de 19e eeuw zijn er nog verschillende veranderingen aangebracht en op dit moment vindt de renovatie van de voorgevel plaats.

Deze voorgevel bestaat uit 4 grote vlakken, waarvan 2 gebeeldhouwd en 2 plat. Naast de monumentale deur: De Heiland, de Maagd Maria, St. Nicolaas en St. Carolus. Dit is het werk van Joseph Dieudonné Pierre. Pilasters en Ionische zuilen scheiden de vlakken en flankeren de deur en dragen een met trigliefen versierde kroonlijst. Boven deze eerste rij, die even breed is als de kerk, verheft zich een tweede, smallere, die even breed is dan de deur. Deze wordt gevormd door een timpaan, gedragen door 2 Corinthische zuilen. Gekromde draagstenen toren het aan elke kant. In het midden van de constructie zit een groot raam, waarboven zich een monumentale klok bevindt, die helaas de plaats inneemt van de wapens van Lotharingen, vastgehouden door 2 adelaars onder een grote koninklijke mantel gehouwen tijdens de Franse revolutie.

Het schip met hoge, lichte zijramen bestaat uit 4 gewelven met zijbeuken, gedragen door Ionische zuilen. Het gewelf voor het koor is langer dan de andere en versierd met 4 afbeeldingen van het martelaarschap van St. Sebastiaan. Het koorgewelf loopt uit in een halfronde absis met achterin een raam, dat in 1816 gedeeltelijk werd versperd door een kruisbeeld van César Bagar. Het marmeren hoofdaltaar is afkomstig uit de Premonstratenzerkerk, nu Temple St. Jean, en geplaatst begin 19e eeuw. Uit die tijd stammen ook het koorhek, de preekstoel en de lambrizering. De altaren in de zijbeuk komen uit het einde van de 19e eeuw: rechts St.Sebastiaan en links St.Josef. Slechts enkele schilderijen zijn aanwezig: het martelaarschap van St. Sebastiaan Jean Leclerc (17e eeuw), de boodschap van Girardet, wiens herinneringsmonument in de linkerzijbeuk is.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Place Mengin - Marchée
Voor de kerk ligt het Place Mengin, waar op vrijdag een gezellige markt is met allerlei kraampjes voor textiel en leer. De groenten-, fruit-, vlees- en viskramen zijn te vinden in de aan dit plein gelegen grote markthal. Hier heerst altijd een gezellige bedrijvigheid en je kunt je er vergapen aan de vele inheemse en regionale producten. De zoute, zilte zeelucht van het in het ijs uitgestalde zeebanket prikkelt de neusvleugels evenals de scherpe doordringende geur van de verschillende geiten- en schapenkaas. De slagers met hun voorschoot met typische eenarmige schouderband prijzen hun vleeswaren aan naast de overvloedige, weelderige groentenstalletjes met typische streekproducten als artisjokken, knolletjes (navet) en bundeltjes bosasperges. Hier is Frankrijk op zijn mooist.

Je komt uit in de Rue St. Dizier en gaat linksaf. Hier treffen we op nr. 24 het Immeuble de la Société Générale, een Art Nouveaux huis. Nancy staat ook bekend om haar Art Nouveaux huizen, alleen gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ze ietwat moeilijk te vinden zijn. De meeste panden zijn immers gebouwd in de periode 1919 - 1930 en bevinden zich daarom buiten het stadscentrum. Dit pand heeft als architecten Georges Biet en Eugène Vallin en valt op door de verticale lijnen van het in een metalen structuur gevatte pand, een verticale uitstraling die aan de neogotiek refereert. De eerste straat rechts slaan we in. Dit is de drukke, chique winkelstraat Rue St. Georges. Ook hier op nr. 7-bis een Art Nouveaux huis. Toch verraadt het pand op het eerste gezicht nog weinig art nouveau. Het is de eerste opdracht van Fernand César (1901). Binnen bevindt zich een immens glaskunstwerk 230 m2 van glazenier Jacques Grüber. In het midden het monogram van de opdrachtgever, de bank Crédit Lyonnais.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Rue St. Georges - Bank Crédit Lyonnais glaskunstwerk Jacques Grüber
Even verderop linksaf de Rue des Dominicains in. Hier krijgen we voor het eerst zicht op de vergulde hekwerken die toegang geven op het Place Stanislas. In deze straat passeren we op nr. 24 het leegstaande pand dat een toebehoorde aan Laura Ashley, met een juweeltje van een gevel uitgevoerd in houtsnijwerk. Dit werd in 1907 besteld door winkelier Fourrier Goudchaux. Eugéne Vallin werd destijds voor deze pui met weelderige bloemmotieven benaderd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Place Stanislas - sierlijke vergulde smeedijzeren hekwerk van Jean Lamour
Op de hoek van de Rue des Dominicains betreden we door het sierlijke vergulde smeedijzer hekwerk van Jean Lamour het Place Stanislas Dit rechthoekige plein, 124 bij 106 m, is de briljante kern en trots van Nancy. Het plein zelf wordt gedomineerd door het standbeeld van Stanislas, de laatste hertog van Lotharingen en van Poolse afkomst. Stanislas was een groot kunstliefhebber en aan hem heeft Nancy de fraaie binnenstad te danken. De architect Emmanuel Héré heeft er duidelijk meer van weten te maken dan een doorsnee place royale van een Franse provinciestad. We zijn nu aan de zuidkant van het plein, dat hier over de hele lengte afgesloten wordt door de monumentale gevel van het Hotel de Ville. Bijzonder in het interieur van het stadhuis zijn het trappenhuis met een fraaie smeedijzeren leuning uit een stuk van Lamour en de Salon Carré met plafondfresco's van Girardet, waarop Stanislas omringd wordt door muzen, gratiën en putti.

Aan de west- en oostkant van het plein staan vier identieke, paleisachtige bouwblokken ('pavillons'), twee aan iedere kant. Links bij opgaan van het Place Stanislas vind je in de noordwest hoek het Musée des Beaux Arts, het museum voor schone kunsten. Hier is de belangrijkste schilderijencollectie van Noordoost Frankrijk ondergebracht. De grote zaal op de begane grond is voor het grootste deel gewijd aan de Franse schilderkunst van de late 19e en het begin van 20e eeuw (impressionisme, symbolisme), met werk van o.a. Bonnard, Dufy, Manet, Marquet (de Seine bij de Pont Neuf in Parijs), Manguin, Matisse, Signac. De voorafgaande romantische stijlperiode wordt vertegenwoordigd door een ruim bemeten Delacroix, de dood van Karel de Stoute bij de slag van Nancy voorstellend. Op de eerste verdieping hangen o.a. doeken uit de Italiaanse School (14e t/m 16e eeuw), de Hollandse en de Vlaamse school (16e /17e eeuw).

© L.A.W.V.VIA-VIA
Place Stanislas - fontein met Amphitrite
Het noordoostelijke paviljoen is sinds 1919 stedelijk theater. De twee noordhoeken van de Place Stanislas worden elegant afgerond door twee sierlijke fonteinen: links Neptunus en rechts Amphitrite, geplaats tussen rijk vergulde smeedijzeren hekken van Jean Lamour. Frappant is, dat de bebouwing aan de lange noordzijde van het plein met opzet laag gehouden is, waardoor het oog gedwongen wordt naar de Arc-de-Triomphe, gelegen aan het einde van de korte Rue Héré. Deze triomfboog is geïnspireerd op de triomfbogen van Septimius Severus en Constantijn in Rome. De poort werd gebouwd op de plek waar zich voordien een smalle doorgang in de wallen bevond, de enige verbinding tussen het middeleeuwse Nancy en de 16e eeuwse stad van hertog Charles III. In 1999 werd de boog met financiële steun van de Unesco gerestaureerd.

We lopen onder de triomfboog door en komen zo op de Place de la Carrière. In de 16e eeuw was dit een toernooiveld dat aan de lange noordoostkant van het middeleeuwse Nancy was aangelegd. Het werd door Stanislas en Héré in hun plannen voor stadsvernieuwing betrokken. De lage muurtjes aan weerszijden van de promenade kwamen in de plaats van de vroegere houten omheiningen van het speelveld. Stanislas liet Héré de bestaande bebouwing voorzien van nieuwe gevels in een uniforme stijl. Nu zijn het statige herenhuizen waarin dokters en advocaten speekuur houden

Aan het einde van dit 293 m lange plein met zijn dubbele rij linden komen we uit op een elipsvormige plein Hémicycle Général De Gaulle met het Palais du Gouvernement (1753-1757) dat aan beide zijden halfcirkelvormige collonades heeft. Hier zetelde eens de intendant, de vertegenwoordiger van de Franse koning. De rechter colonnade geeft toegang tot het Parc de Ia Pépinière, de linker tot het middeleeuwse Nancy, of wat daar van over is. We kiezen deze doorgang en komen uit in de Grande Rue. Hier vind je even verderop aan de rechterzijde het voormalige hertogelijke paleis.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Grande Rue - Ancien Palais Ducal
Dit Ancien Palais Ducal heeft als pronkstuk een portaal uit 1512, een charmante mengeling van flamboyante gotiek en renaissance. In een nis boven de toegang zit 'le bon duc Antoine' te paard. Dit portaal is zo'n beetje het enige wat overgebleven is van de verfraaiingen die hij liet uitvoeren. In het paleis bevindt zich nu het Musée Historique Lorrain met een interessante collectie. Op de begane grond passeren prehistorie en Middeleeuwen de revue- De eerste verdieping is gewijd aan de 16e, 17e en het begin van de 18e eeuw. De Salle des Cerfs (hertenzaal) is de grootste ruimte van het paleis en werd vroeger gebruikt voor feesten en belangrijke bijeenkomsten zoals die van de Lotharingse standenvergadering. Hier is de geschiedenis van het Huis Lotharingen gedocumenteerd, van hertog René II tot Leopold I. Bijzondere aandacht verdienen vijf fraaie tapijten uit Doornik (1510), oorspronkelijk hertogelijk eigendom. Verderop bevinden zich in twee kleine zaaltjes de hoogtepunten van de Lotharingse beeldende kunst uit de 16e eeuw. AIlereerst een zeer rijke collectie kopergravures en etsen van Jacques Callot (1592-1635), befaamd om de wijze waarop hij de verschrikkingen van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) in beeld bracht. Ook Georges de Ia Tour, de Schilder van het kaarslicht (1593-1652), is hier present met twee beroemde doeken: 'De vrouw met de vlo' en 'De ontdekking van het lichaam van St. AIexius'. Op de tweede verdieping komen Stanislas, de Franse Revolutie en Napoleon aan bod. Ook is er een klein zaaltje met documenten uit het leven van Lotharingse kunstenaars: de gebroeders De Goncourt, het schrijversduo Erckmann-Chatrian, Barrès, Gallé. De derde verdieping loopt van 1815 tot en met de Eerste Wereldoorlog. Terug op de begane grond is bij de uitgang het kleine Musée de Pharmacie.

Je vervolgt de Grande Rue, steekt de Rue Jacquot over en tegenover de Rue de Guise staat rechts de Minderbroederskerk, Église des Cordeliers Dit is de grafkerk van de Lotharingse hertogen (1482-1586). Op het graf van Philippa van Gelre beeldde Ligier Richier deze tweede vrouw van René II uit als een clarisse (na de dood van René in 1508 ging zij het klooster in). De grafnis van René II wordt toegeschreven aan een andere renaissancebeeldhouwer, Mansuy Gauvin. Het gietijzerwerk van het koorhek is van Jean Lamour (18e eeuw). In het koor is op een bas-reliëf het Laatste Avondmaal (16e eeuw) in beeld gebracht, geinspireerd op het beroemde schilderij van Leonardo da Vinci. Links van het koor is de Chapelle Ducale. Hertog Karel III liet een jaar voor zijn dood beginnen met de bouw van een grafkapel naar het voorbeeld van de Medicikapel in Florence. De kleine achthoekige ruimte met zijn mooie cassettekoepel is nog heden ten dage het eigendom van het Huis Habsburg-Lotharingen. Hier werd in 1951 het huwelijk van Otto von Habsburg ingezegend. In het Convent des Cordeliers, een overblijfsel van het bijbehorende kloostercomplex, is het Musée des Arts et Traditions Populaires gehuisvest.

Als je de straat uitloopt, kom je bij Porte de la Graffe, die stadspoort dateert uit 1336 en is een allerlaatste rest van de 14e eeuwse stadsmuren. Tot de Franse Revolutie diende het gebouw als gevangenis. De twee machtige torens, die in de 19e eeuw hun oorspronkelijke gotisch vorm hebben teruggekregen, omstuiten de kolossale toegangspoort. Het Lotharinger kruis boven de toegang herinnert aan de overwinning van René II op de Bourgondiërs in de slag bij Nancy 1476.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Parc de la Pépinière
We kiezen voor de Rue Braconnot en slaan rechtsaf de Rue Cordeliers in. Als je in de Rue Jacquot bent, zie je ter linker zijde een doorgang en sta je plotsklaps in het uitgestrekte Parc de Ia Pépinière. Stanislas liet het stadspark in zijn laatste levensjaren aanleggen tussen de wallen van de oude stad en weilanden langs de Meurthe. De rechthoekige indeling uit Stanislas' tijd is grotendeels intact gebleven. In het park ligt een rosarium. Op de kruising van de twee hoofdassen, in het hart van het park, is een kleine dierentuin en een grote fontein. Het voorste stuk werd in de 19e eeuw opnieuw ingericht in Engelse landschapsstijl. Hier staat reusachtige bomen. Verspreid in het park vinden we een muziekkiosk en verschillende sculpturen

In de zuidwest hoek net voor het hekwerk met de fontein met Amphitrite gaan we naar rechts en lopen achter de triomfboog door de oude binnenstad in. Hier op het Place de Vaudémont komen we langs het monument van Jacques Callot (1593-1635), de beroemde Franse graveur. Callot, afkomstig uit Nancy, was een der productiefste etsers en tekenaars, die door zijn veelzijdigheid grote invloed heeft gehad op de etstekenkunst in Europa. Beroemd zijn zijn vele etsjes met figuren uit de Commedia dell' Arte en tekeningen van paarden, maar ook zijn serie “Grandes miseres de la guerre”, naar aanleiding van de verovering van Lodewijk XIII van zijn geboortestreek Lotharingen. Hij maakte ook zeer grote prenten van de belegeringen van Breda en La Rochelle. De bekendste kaart voor ons is die van het Beleg van Breda, Tabula Obsidionis Bredanae, door de Spaanse bevelhebber Ambrosio Spinola tussen 1624 en 1625. Het betreft een ets op zes bladen, in 1628 gemaakt door Jacques Callot. Deze kaart, waarop ook Bouvigne is ingetekend, is vervaardigd in opdracht van de bezetter: Infante Isabella Clara Eugenia, de Spaanse landvoogdes in de Zuidelijke Nederlanden, gedrukt door Plantijn in Antwerpen en uitgegeven bij Israel Silvestre in Parijs. Op de kaart zie je linksonder Jacques Callot. Naast hem staat Gian Francesco Cantagallina, met een passer in de hand. Tijdens het beleg was hij Spinola's ontwerper van de belegeringswerken. Op basis van de gegevens van Cantagallina maakte Callot de kaart. Hij was zelf namelijk niet ter plaatse; hij bezocht Breda pas ná de overgave in oktober 1625.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Place de Vaudémont - Monument Jacques Callot
Hier kom je in het opvallende straatje Rue des Marechaux. Het straatje bestaat alleen uit betaalbare cafés en restaurantjes. Het is grappig te zien hoe Frans en Duits elkaar hier vinden. Alle tafeltjes zijn gedekt en wachten op dit middaguur op het personeel van de burelen in de omgeving, dat hier neerstrijkt voor hun lunchpauze. Aan het einde van het straatje markeert de Place la Fayette het begin van de oude stad. Op dit pleintje vind je weer een passend standbeeld van Jeanne d'Arc hoog gezeten op haar ros. Een herinnering aan het feit dat zij op haar tocht naar Orléans door de Lorraine trok en Nancy heeft aangedaan.

Via de Rue Gustave Simon komen we op het Place Carnot. Het is een groot, niet geplaveid plein met eronder een parkeergarage. Hieraan ligt de rechtenfaculteit van de universiteit van Nancy. In het verlengde van het Place Carnot loopt de Cours Leopld als een esplanade, die uitnodigt tot flaneren. Bij de rechtenfaculteit slaan we links af de Rue G. de Dumas in en meteen naar rechts de Rue Stanislas. Van west naar oost vormt de lange, rechte Rue Stanislas met de Rue Ste. Catherine de lengteas van het 18e eeuwse stadsplan met precies in het midden de Place Stanislas. De 18e eeuwse Porte Stanislas staat aan het begin van deze straat en vormde eens de toegang tot de stad van Stanislas. Op nr. 86 vinden we opnieuw een fraaie Art Nouveau gevel uit 1906 van de hand van Eugène Vallin. Het zijn de ornamenten tussen de ramen die in het oog springen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Place la Fayette - Standbeeld Jeanne d'Arc
Onder de Porte Stanislas door gaan we links af de Rue Mazagrin in. Hier op de hoek met de Rue Poincaré vind je de Brasserie Excelsior, een café-restaurant met een warm weelderig art-nouveau-interieur. Dit is volgens de kenners een zeer belangrijke art-nouveau-inrichting met een tiental glaspartijen van Jacques Grüber, leraar decoratieve kunsten aan de École des Beaux-Arts van Nancy. We zijn nu ook terug op ons vertrekpunt van deze stadswandeling: het station van de SNCF.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.

GIDSEN:

- ANWB Gouden Serie: Vogezen - Elzas - Lotharingen, St. van Schuppen, ISBN 90-18-01387-0
- Michelin Guide de Tourisme: Vosges - Lorraine - Alsace



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Vernieuwd 12-01-2006 door C.P.J. Aerssens