CHEMIN DES CATHARES

Montségur - Stèle commémorative Prat dels Cremats

Het prachtige Pays Cathare strekt zich uit aan de voet van de Franse Pyrenéeën, op de grens van de Méditerrannée en ligt in de Aude, het grensdepartement tussen Midi-Pyrénées en Languedoc-Roussillon. Op de strategische uitlopers van de Pyreneeën ligt een lint van robuuste Middeleeuwse kastelen, die ten tijde van de kruistocht tegen de Katharen, in de 13e eeuw, als toevluchtsoorden voor deze religieuze groepering dienden. Katharen zijn er niet meer en de kastelen zijn inmiddels tot ruines vervallen, maar er heerst nog steeds een mysterieuze sfeer in dit bijzondere landschap van kalksteenrotsen, nauwe kloven, wijngaarden, maquis en uitgestrekte beukenbossen.

Dit is het gebied waar in de eerste helft van de dertiende eeuw een van de zwartste bladzijden uit het Europese geschiedenisboek geschreven werd. Een bloedige kruistocht, die was uitgeroepen door Paus Innocencius Ill en werd ondersteund door de Franse koning, maakte een einde aan de politieke aspiraties van de Hertogen van Toulouse. De strijd betekende echter vooral de ondergang van de Katharen, een groep gelovigen die een dualistische variant van het Christendom aanhingen die het Kwaad op aarde verklaarde uit het bestaan van een Duivelse tegenhanger van de goede God. Deze dualistische doctrine ontketende in de tweede helft van de Middeleeuwen in Europa een ware revolutie. Omdat de Katharen, geleid door de zogenaamde 'bonhommes' en 'bonnesfemmes', de christelijke sacramenten afzwoeren verklaarden zij zichzelf in de ogen van de gevestigde Kerk vogelvrij. De Katharen ontleenden hun naam aan het Griekse woord 'katharsos', wat puur of gezuiverd betekent. Tijdens de Albigenzer kruistocht, zoals de vervolging van de Katharen ook wordt genoemd, verbasterde de naam 'Katharen' tot het scheldwoord 'ketter’.

KARAKTER VAN DE TOCHT

Deze bijzondere 7-daagse wandeltrektocht in het voetspoor van de Katharen begint niet ver van Foix aan de voet van de Pyreneeën en loopt richting de Middellandse Zee, naar de warme, mediterrane Corbiéres. We starten vanuit Montségur met zijn Pog de Montségur, waar de Katharen een van hun zwartste momenten beleefden, over beboste hellingen met een nog duidelijk Atlantisch klimaat. Vervolgens komen we door uitgestrekte beukenbossen van het Plateau de Sauft en witte kalksteenrotsen doorsneden met kloven, afgewisseld met akkers, weilanden en waterrijke valleitjes. Het landschap is hier nog groen en bergachtig, maar maakt verder naar het oosten plaats voor een kalklandschap met wijngaarden en een mediterrane vegetatie van buxus, donzige eik en een geurig, kleurig palet van orchideeën, kruiden en bloemen. Boven de glooiende heuvels rijzen kale kalkrichels en pieken naar de blauwe hemel. Hierop prijken de restanten van de eens zo trotse burchten, waarin de Katharen hun laatste toevlucht zochten.

De route voert door piepkleine dorpjes, die grotendeels verlaten zijn. Toch is de streek, dankzij haar fraaie landschappen en de mystiek van de Katharen, de laatste jaren weer volop in de belangstelling gekomen en komen de dorpen en gehuchten geleidelijk aan weer tot leven. Veel huizen en boerderijen in de streek zijn vervallen, maar sommige zijn verbouwd tot charmante Chambres d'Hôtes en rustieke Gites d'Étape waar je een goede verblijfplaats vindt voor de nacht.

DUUR VAN DE TOCHT

7 dagen. Wie meer tijd heeft, kan een extra dag inlassen voor een rustdag. Overnachten in Chambres d'Hôtes of Gîtes d'Étape mogelijk, wel eventueel de route aanpassen!.

BESTE TIJD

Van mei tot oktober, naargelang de omstandigheden. Informeer altijd naar de weersomstandigheden op de route, Het gebied wordt beïnvloed door het hooggebergte van de Pyreneeën, de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.

UITRUSTING

Wandelen in de uitlopers van de Pyreneeën betekent dat er ook hier hoogteverschillen moeten worden overwonnen. Je moet dan ook beschikken over een goede wandeluitrusting voor deze meerdaagse onderneming met goede wandelschoenen, eventueel wandelstokken. Maar ook regenjack en broek, fleecetrui, zonnecrême, zonnebril, topokaarten, routegids en kompas.

VERTREKPUNT

Uitgangspunt is het op een 20 kilometer van Foix gelegen gehucht Montferrier, even voor Montségur. Maar ook op verschillende andere plaatsen kan de tocht worden opgepakt. Zo kan bijvoorbeeld in Belcaire, Puivert, Quillan, Cucugnan of Tuchan, dorpjes met een Chambres d'Hôtes, de route worden opgepakt. De tocht is inspannend en voert door heuvelachtig gebied met soms aardige hoogteverschillen, dagelijks ongeveer 600 meter stijgen en dalen met af en toe een uitschieter. Wandelervaring, een goede conditie en kennis van kaart en kompas zijn gewenst. De routemarkering is goed met "katharensymbool" en volgt deels de GR7 en de GR36.


ROUTEBESCHRIJVING CHEMIN DES CATHARES

Château de Montségur (1207 m)
Uitgangspunt is het gehucht Montferrier op goed 20 kilometer van Foix, bereikbaar over de D117 tot voor Lavelanet en dan zuidwestwaarts over de D109 door het dal van het riviertje de Touye. Hier is een Chambre d’Hôtes. Het is raadzaam vanhieruit eerst de op slechts enkele kilometer verder gelegen burcht Montségur in het gelijknamige dorpje te bezoeken alvorens aan de Chemin des Cathares te beginnen. Zo heb je alle tijd voor dit imposante bouwwerk van de Katharen. Het dorpje bestaat uit een zestal taps toelopende rijen huizen. Het langste lint heet pompeus Grande Rue. De oudste zerk op de begraafplaats dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw toen Montségur nog duizend inwoners telde tegen 125 nu. Groenteboer, slager en bakker zijn verdwenen. Een kruidenier probeert te overleven.

De weg loopt voorbij aan het gedenkteken voor 'de martelaren van de zuivere christelijke liefde', een in steen gebeitelde eerbetoon aan gelovigen wier zoektocht naar een zuivere vorm van het christendom bijna 800 jaar geleden op de brandstapel eindigde. Medio maart 1244 bezweek Montségur onder een regen van stenen uit katapulten en andere slingerwerktuigen, middeleeuwse voorlopers van mortieren. Twaalf jaar fungeerde de burcht als zetel van de katharen, tot afgrijzen van de rooms-katholieke kerk die de ketters te vuur en te zwaard bestreed. Het bolwerk leek onneembaar, want 1207 meter hoog gelegen op een rots die de Pog heet, een grimmige puist in het voorgebergte van de Pyrenéën. Ruim tweehonderd katharen kwamen in de vlammen om. De brandstapel moet zich vlakbij de stéle aan de voet van die Pog hebben bevonden. Van hieruit slingert een pad door weerbarstig struikgewas steil omhoog; in het begin verraderlijk door los grind met een geniepig hellingspercentage. De klim van een half uur naar de burcht van Montségur is geen toeristisch uitstapje, maar een bedevaart.

De hoofdpoort geeft toegang tot de pijlvormige citadel. De restanten van de verdedigingstoren en de muren staan er nog; imposant, maar ook ontheemd, bescherming zoekend onder een dak dat lang geleden in gruzelementen werd geschoten. Een brochure vergemakkelijkt de zoektocht naar de cisterne, de wateropslagplaats van de donjon. Van de onderkomens van de katharen buiten de muren is niets meer over. Maar het panorama is adembenemend. De lastige gang naar de top blijkt een redelijke prijs voor een rustgevend uitzicht. Diep beneden ons ligt het gelijknamige dorpje Montségur. Een plek waar je kunt genieten van het uitzicht over het Pays d'Olmes waar de zon de vele schakeringen groen accentueert en dat verveelt nooit, ook al is Montségur pas de eerste burcht op de Chemin des Cathares, de katharenroute, die we na deze inspannende aanloop de volgende dag onder onze voeten nemen.

DAG 1
Montségur (1207 m) – Pelail (605 m) – Gorges des Frau – Comus (1166 m) – Prades – Montaillou (1200 m)

Algemeen: 700 m stijgen, 450 m dalen. Looptijd: 6 tot 6,5 uur

We laten Montségur achter ons en pakken de GR107 op even buiten het dorp aan het stroompje Lasset en klimmen uit het dal naar de bergkam van de Sarrat de Liam (1010 m). Rechts van ons ligt Montagne de la Frau (1925 m) en terugkijkend hebben we nog eens zicht op het imposante rotsblok van de 1207 meter hoge Pog de Montségur met zijn kasteel dat als een kroon op deze schijnbaar onneembare rots ligt, een bolwerk dat in maart 1244 na een 9 maanden lange belegering werd ingenomen en 225 Katharen op de brandstapel bracht. We dalen door een stil valleitje over een akelig steil, met stenen bezaaid spekglad bospad af naar Pelail (605 m). Hier gaat de route naar rechts over de D5 en we bereiken weldra de diepe Gorges de Ia Frau.

We lopen tussen honderden meters hoge rotswanden, die nauwelijks zonlicht tot de bodem doorlaten. De uitbundige vegetatie in de kloof staat in schril contrast met de kale rotswanden boven ons. Hoog boven de naaldbossen en sparrenwouden glinstert het roodbruin en zwart van ijzer- en mangaanhoudende, kale rotsen. Borden waarschuwen voor het gevaar van vallend gesteente. Hier stroomt de grillige Hers, die we verderop oversteken in de richting van Comus. De routemarkeing geeft aan dat het nog 8 kilometer is naar Comus, een gat dat nog slechts deftig inwoners telt. Het voormalige schoolgebouw ging 33 jaar geleden dicht en is met eenvoudige middelen verbouwd tot een druk bezochte Gîte d’Étape. We verlaten Comus in zuidelijke richting en lopend door het open veld komen we in het middeleeuwse dorpje Prades met zijn smalle straatjes en kerk St. Pierre uit de 12e eeuw met een houten Mariabeeld met kind uit de 17e eeuw. Eens had Prades een dorpspastoor Pierre Clergue, ketter en verklikker, vrouwenversierder, maar vooral tiranniek belangenbehartiger van een machtige en rijke familie, die het bed deelde met Beatrice de Planissoles, promiscue kasteelvrouwe van Montaillou.

Voorbij het kerkhof dat buiten het dorp ligt voert een veepaadje, dat overgaat in de Chemin de Prades ons in een steile klim door het bos tot naar de kerk van Montaillou midden in de Haut Pays de Sault. Montaillou, met zijn kasteelruïne, is een dorp dat bijna dertig jaar geleden wereldberoemd werd en de Katharen een cultstatus gaf. Dankzij de Franse historicus Emmanuel Le Roy Ladurie die met behulp van dossiers van de inquisitie een ketters dorp in de Pyreneeën 1294-1324 uit de dood liet herrijzen. Hij beschrijft de integrale geschiedenis van dit dorp: het leven van de wieg tot het graf, de zorg om rond te komen, verwantschap en vete, fatsoen en misdaad, de magie en het zoeken naar het zielenheil, de folklore, de mythen en het rijk der schimmen. Dit alles tegen de achtergrond van de Inquisitie, die aan begin veertiende eeuw het afgelegen bergdorp aan de voet van de Pyreneeën aan een grondig onderzoek onderwiep. Montaillou telde niet meer dan zo'n 250 inwoners, voornamelijk boeren en herders. Jaques Fournier, de ambitieuze bisschop van Pamiers die het later zelfs tot paus Benedictus XII in Avignon bracht, leidde het onderzoek. Geen ketter was meer veilig voor deze middeleeuwse Maigret, die zijn slachtoffers meer liet vertellen dan ze eigenlijk kwijt wilden. Alle dorpsgeheimen legde hij bloot, alles werd genoteerd: het intieme leven van de herder en vrijbuiter Pierre Maury, het ongeremde liefdesleven van de gewetenloze dorpspastoor, ketter en verklikker tegelijk, de licht ontvlambare hartstocht van burchtvrouwe Béatrice de Planissoles.

Château de Montaillou
Montaillou is het eindpunt van de wandeling van vandaag. De geschiedenis van dit ver verleden vraagt om een bezoekje aan de restanten van het feodale kasteel waar de geest der Katharen nog rondwaart. Het dorp lag destijds hoger op de helling en dichter bij het kasteel, waarvan nog de stompjes van drie muren resten. Van dat hoger gelegen dorp is vrijwel niets bewaard gebleven, op de fundamenten na. Maar de Fontcanal, de belangrijkste waterbron van het middeleeuwse Montaillou, werkt nog altijd. Vanaf de Fontcanal die vlak bij de kasteelmine ligt heb je het beste uitzicht op het huidige Montaillou.

DAG 2
Montaillou (1100 m) – Camurac (1220 m) – Belcaire (1050 m) – Roquefeuil (900 m) – Espezel – Lescale – Puivert (521 m)

Algemeen: 200 m stijgen, 650 m dalen. Looptijd: 6,5 tot 7 uur

Als we Montaillou achter ons laten, kiezen we niet voor de D105 in noordelijke richting, maar slaan rechts af door de landerijen in noordoostelijke richting. We lopen langs het eeuwenoude Romaanse kerk, de Notre-Dame-de-Carnesses, een intieme, warme gebedsruimte, idyllisch gelegen in het golvende, open landschap waar de streek om befaamd is en waarop de schaarse bewoners trots zijn. Het is omgeven door een kerkhof waar de familiegraven van de Clergues domineren. We steken een beekje over en volgen de route die ons tot in Camurac (1220 m) brengt aan de D613. Camurac staat in de wintermaanden te boek als wintersportplaats met skimogelijkheden: Pyrénées Audoises. We volgen de D613 tot voorbij de D20 en nemen dan voorbij enkel haarspeldbochten de onverharde weg rechts. Door het bos lopen we in noordoostelijke richting naar Belcaire (1050 m), een dorpje met nog geen 500 inwoners en omgeven door sparrenbossen. Het is wel het grootse dorp op het Plateau de Sault. We nemen van hier de route over de D829 naar Roquefeuil.

Roquefeuil is een fraai bergdorpje waar de Sarrasenen doortrokken toen zij in 719 de Visigoten naar het noorden dreven. De Pic des Sarasis verwijst hier nog naar. Bovendien bezit het de resten van een versterking, gelegen op een rotspunt, die een rol speelde in de godsdienst oorlogen en verdween in 1635 tijdens de Spaanse overheersing. Vanuit Roquefeuil is het slechts een klein stuk tot Espezel. Hier vind je het Musée Paysans aan de Rue du Moulin. Bovendien doet in het dorp een mooi sprookje de ronde dat vertelt dat tijdens de nacht feeën de was doen in de oude fontein op gouden wasborden.

Vanuit Espezel gaat net noordwaarts naar de D613. Deze departementale weg volgen we een stukje richting Belvis, maar bij de spliting met de D120 kiezen we voor de route naar Montplaisir. We zijn het akkerland van het vlakke Plateau de Sauft overgestoken en komen bij het Fôret de Picaussel. In deze streek zijn bosbouw en veeteelt de belangrijkste bestaansmiddelen. In het bos vind je langs het pad imposante sparren, waarvan sommige 50 meter hoog zijn, beuken en zwarte dennen waartussen zwarte spechten, boomklevers, goudhaantjes, kuifmezen en bijzondere vogels als de oehoe en het grote auerhoen zich schuilhouden. In de beken vind je de Pyreneese beeksalamander en bij regenachtig weer overal langs het pad de opvallend zwartgeel gevlekte vuursalamander.

We belanden via de Col du Candelier in het gehucht Lescale. Een groot gedeelte van de huizen is door de Duitsers op 9 augustus 1944 in brand gestoken als vergelding voor akties van de verzetsbeweging Maquis de Picaussel tegen de 11e Pantzerdevisie op 6 augustus 1944. Daarna is het gehucht weer opgebouwd. Een gedenkteken houdt de gedachtenis aan dit voorval levendig. Langs de kerk gaat het nu naar het eindpunt van vandaag: Puivert.

Puivert met zijn Château de Puivert is weer een etappeplaats van de Chemin des Cathares. Het is een buitenbeentje tussen de Kathaarse burchten: mooi symmetrisch gebouwd heeft het niet dat ongenaakbare van de andere forten. De toegang is vrij makkelijk te bereiken, hier geen inspannende klimpartij. De burcht is in privébezit en nogal in trek bij filmregisseurs. De eerste sporen van Puivert duiken op rond 1170. Als de kruistocht tegen de Katharen losbarst in 1209 is Gailhard de Congost kasteelheer. Zijn familie heeft haar sympathie voor de Katharen nooit onder stoelen of banken gestoken. In 1209 wordt de burcht ingenomen door de troepen van Simon de Montfort na een belegering die slechts drie dagen duurt. In latere eeuwen komt het kasteel in handen van belangrijke families als de Voisin en de Joyeuse maar na de Franse Revolutie wordt Puivert definitief verlaten.

De toegangsbrug en het valhekken in de massieve poorttoren zijn niet authentiek. De immense binnenplaatsvan 80 bij 30 meter dateert uit het begin van de 14de eeuw. Resten van de oude burcht (van voor de 13de eeuw) vind je achter de massieve donjon. Deze "woontoren" van 15 op 15 meter is 32 meter hoog. Boven de toegangspoort zie je de wapens van Thomas de Bruyères en Isabelle de Melun (zij huwden in 1310). In de zeer goed bewaarde donjon zijn vier verdiepingen met elk één zaal. Vooral de twee bovenste zijn de moeite waard. Op het derde niveau vind je de kapel (met een prachtige doopvont) en op het hoogste niveau de beroemde "salle des musiciens" met acht sculpturen van muzikanten met hun muziekinstrument. Mede door deze zaal is de legende ontstaan dat Puivert in de 12de eeuw een belangrijke rendez-vousplaats was voor troubadours, dat het veel meer een "minnehof" was dan een militaire vesting. Nog een verdieping hoger sta je op het dak van de donjon waar je van een prachtig uitzicht over de Quercorb kan genieten. Je ziet het dorp Puivert liggen met een meertje en een klein vliegveld in een komvormig dal.


Château de Puivert
DAG 3
Puivert (521 m) – Nébias – Coudons (885 m) – Ginoles – Quillan (289 m)

Algemeen: 550 m stijgen, 200 m dalen. Looptijd: 5,5 tot 6 uur

Als we vanuit Puivert vertrekken, voert de Grand Randonée ons eerst langs het ruïne van Château de Puivert. We komen in een uitgestrekt bosgebied en lopen in oostelijke richting door een bizar doolhof van rotsrichels en spleten, een zogenaamd karrenveld en bereiken het dorpje Nébias, dat boven op een wijds plateau ligt. Het landschap en de bouwstijl van de huizen doen hier nog niet echt mediterraan aan. In Nébias steken we de D117 over en vervolgen de wandeling door uitgestrekte bossen met beuken en reusachtige zwarte dennen.

Een klim brengt ons top op 974 meter en daarna dalen we af via de kleine dorpjes Coudons en Ginoles naar Quillan. We komen nu in de bovenloop van de vallei van de Aude en bereiken het oude provinciestadje Quillan met bijna 4000 inwoners. Hier laten we de montane wereld van de uitlopers van de Pyreneeën definitief achter ons en betreden de mediterrane sfeer.

Quillan, direct gelegen op de oevers van de Aude, is een vriendelijk industriestadje dat stilaan is uitgegroeid tot de toeristische hoofdplaats van de "Haute Vallèe de l'Aude". Dat is vooral te danken aan zijn ligging op een kruispunt van wegen: Foix naar het westen, Carcassonne naar het noorden en Perpignan naar het oosten. Al deze belangrijke plaatsen zijn vlot bereikbaar zonder dat enorme afstanden moeten worden overbrugd. De oorsprong van deze stad gaat terug tot in de Romeinse tijd. Zij bouwden hier een oppidum, Calianum of Quilhanus genaamd, op een kruispunt van heirbanen. Het kasteel, gelegen op de oostelijke oever van de Aude stamt uit 12e eeuw, behoorde toe aan de aartsbisschop van Narbonne en is gebouwd volgens de militaire ideeën uit die tijd. Het bouwwerk heeft een oppervlakte van met 30 meter in het vierkant met uitstekende hoektorentjes, een donjon en toegangspoort en ophaalbrug. Van hieruit heb je een goed uitzicht op de stad en de omringende bergen. Onder je liggen de oude brug over de Aude en het centraal gelegen Place de la Repubique. Verder vind je in de oude stadje met zijn vele smalle straatjes ook de in Romaanse stijl van de 12e eeuw gebouwde Église Notre Dame.


Château de Quillan
DAG 4
Quillan (289 m) – St. Julia-de-Bec (400 m) – St. Just-le-Bézu – Cugurou (689 m) – Bugarach (427 m)

Algemeen: 400 m stijgen, 300 m dalen. Looptijd: 5,5 tot 6 uur

Als we Quillan verlaten en over de brug bij de watermolen de Aude achter ons laten om in zuidoostelijke richting de Chemin des Cathares op te pakken, beginnen we meteen met een pittige klim. Terugkijkend hebben we een zicht op Quillan en we komen in heuvelachtig terrein door bosrijke omgeving. We bereiken de D109 en volgen deze even naar rechts. Vervolgens gaat het pad naar links en steken we verderop het riviertje, de Ruisseau de St. Bertrand over. Via Roubils zijn we zo in St. Julia-de-Bec. Dit gehucht heeft een 17e eeuws kerkje met enkele opmerkelijke kunstschatten: een gouden ciborie uit 1692 gemaakt door Henri Briet, goudsmid te Castres, Castelnaudary en Carcassonne, een wijwatersbak, en enkele 17e eeuwse schilderijen, voorstellend de kruisiging, St. Louis en Maria met kind. Verder tref je er het gedenkteken voor de gevallenen.

Voorbij de waterbron en de kerk gaat de verharding over in een pad en steken we opnieuw een beek over: Ruisseau de St. Ferriol. Zo komen we in St. Just-le-Bézu, weer zo’n gehucht met een handje vol inwoners. Via Cayirol gaat het naar Le Bézu, onder de naam Albedunum al bekend in 1067 met een kasteel dat eens zou hebben toebehoord aan de Tempeliers. Restanten van muren en donjon van dit Château de Bézu zijn nog te vinden op 827 meter hoogte op de heuvelrug die we aan onze linkerkant passeren.

Het karrespoor loopt tussen de heuvelruggen zuidoostwaarts. Via Les Saberoux en Cugurou dalen we af naar Bugarach. Het is een dorpje dat voor het eerst in 889 onder de naam Bugaragio bekend staat. Toch waren de Romeinen ook al hier. Er zijn sporen uit die tijd bewaard gebleven. Bekend is de oude Romeinse brug over de Blanque, die na instorting in 1992 hersteld is. Deze brug ligt een paar kilometer stroomafwaarts van Bugarach. Verder zijn er resten van het Château de Bugarach, maar of deze ook in het bezit van de Katharen is geweest, blijft twijfelachtig.

Veel later speelde Bugarach een zeer grote rol in de economische ontwikkeling van de Haute Vallée. Tijdens de “La Guerre de Sept Ans (1756 à 1763)”, onder de regering van Lodewijk XV, werd de mannelijke bevolking gedeporteerd naar Polen, naar Ober Silezië. Zij leerden er hoedenmaken. Bij terugkomst in 1804 zorgden zij met hun opgedane kennis voor economische opbloei van de streek. Heden ten dage vind je nu landbouw en toerisme. Beroemd is de Pech de Bugarach, een in het landschap oprijzende kalkpuist, die met een hoogte van 1231 meter een geweldig panoramisch uitzicht biedt over de streek van de Corbiéres en de Languedoc.


Bugarach - oude Romeinse brug
DAG 5
Bugarach (427 m) - Cascade des Mathieux (520 m) – Lauzudel – Plateau de Malabrac – Caudiès-de-Fenouillèdes (320 m) – Prugnanes (430 m)

Algemeen: 450 m stijgen, 550 m dalen. Looptijd: 7 tot 7,5 uur

We verlaten het dorp in zuidelijke richting over de Chemin des Cathares en blijven op de westelijke oever van de Blanque. Het pad met een mooi zicht op de uitgesneden rotsen voert ons naar de waterval brengen. Hiervoor moeten we dan wel van de route afwijken, stijl naar beneden langs een modderig en glibberig pad met hier en daar geimproviseerde trappen bereiken we de Cascade des Mathieux. Een aardige rustplaats. Even verderop steken we het asfalt van de D45 over, de de originele route vervolgend. Voor ons hebben we al de hele wandeling zicht op de Pech de Bugarach, met zijn 1230 m het hoogste punt van de Corbières, een dominante berg en geologisch fenomeen, want het oudste gesteente ligt boven. Genadeloos voor de wandelaar die een variant van de Katharenroute volgt. Je kan hem beklimmen langs verschillende kanten via een bewegwijzerde route beklimmen, maar het kost je wel een paar uur. Als beloning kan je dan genieten van een schitterend panorama met de Middellandse Zee, de Pyreneeën en de Cevennen als achtergrond. Het is eigenlijk een dagwandeling.

Wij gaan nu door weilanden met hier een daar een struikje en langzaam stijgend gaat het verder, nu eens tussen de koeien door, dan weer omringd door struikgewas. We komen bij Campeau, een verlaten boerderijruïne, en steken de met gras en maquis bedekte brede bergkam over naar het Plateau de Malabrac. Ook hier een prachtig zicht op de omgeving met in de verte de besneeuwde toppen van de Pyreneën en onder je de brede vallei van Fenouillèdes. Hier is duidelijk een kilometers lange breuk in het landschap te zien, waarlangs de dalbodem naar beneden is gezakt en de kalksteenrotsen tot langgerekte wanden omhoog zijn geduwd. Een fikse afdaling via een fraai tegen de berghelling aangelegd pad brengt ons in Caudiès-de-Fenouillèdes.

Caudiès dankt zijn naam aan het Romeinse Cauderiae, een romeinse villa die hier eens stond. Wellicht was er reeds bewoning in de Prehistorie. Vanaf 852 is de naam genoemd als plaats aan de bovenloop van de Vallée de la Boulzane. Het is een oude stadje met oude toegangspoorten, een Place de la Mairie omzoomd met schaduwrijke platanen en enkele vakwerkhuizen. Op de gevel van het gemeentehuis prijkt nog de oude gevelsteen met het wapenschild van Caudiés, een koperen ketel, van voor de Revolutie. Ook een parochiekerk uit de 17e eeuw ontbreekt niet.

In de directe omgeving in Fenouillet ligt het uit de XIe eeuw stammende kasteel dat toebehoorde aan de Vicomtes de Fenouillet en dat een strategische rol speelde voor de smalle, vochtige en weelderig begroeide Gorges de St. Jaume en de oude verbindingswegen. Na de Albigenzer kruistocht (1258) veranderde de situatie en in 1595 werd het op bevel van de Duc de Ventadour in brand gestoken. Wat rest is de ruïne van het dubbelkasteel van Fenouillet.

Door de brede vallei van Fenouillèdes wandelen we over de Chemin de Cathares naar het stille dorpje Prugnanes. Dit dorpje viel in de XIIe en XIIIe eeuw onder het machtsgebied van de Tempeliers. Het kerkje stamt uit 1011 en is toegewijd aan St. Martin. Verder vinden we in dit gebied een groot aantal grotten, dat door speleologen veelvuldig wordt onderzocht en tevens is dit gebied en met name het Plateau de Malabrac uitgezocht voor het plaatsen van een windmolenpark. Hiertegen is begrijpelijk veel protest,


Chateau de Fenouillet
DAG 6
Prugnanes (430 m) – Gorges de Galamus - Château de Peyrepertuse (800 m) – Duilhac (430 m) - Cucugnan (299 m)

Algemeen: 950 m stijgen, 900 m dalen. Looptijd: 8 tot 8,5 uur

Vandaag wacht ons een lange tocht zodat we vroeg op pad gaan. Eerst wandelen we onder de steile kalkrotsen met als markant punt de Roc Paradet (900 m) door en komen weldra aan de D10. Zo staan we plots bij één van de schitterendste natuurverschijnselen uit de streek: de Gorges de Galamus. Dit is écht indrukwekkend! Het riviertje de Agly heeft hier een diepe kloof uitgesneden in de rotsen. Honderd meter boven de rivier, die je wel hoort maar meestal niet ziet, plakt de smalle weg tegen de rots: bochten, overhangende rotsen en tunnelletjes volgen mekaar op. Op de bodem is het een aaneenschakeling van watervalletjes en kleine bassins met kristalhelder water. De Aigly wringt zich door de Gorges de Galamus naar de brede vallei van de Fenouillèdes. We lopen voorbij de Hermitage de St. Antoine, die tegen een ravijnwand is geplakt, een kluizenaarsnest dat het gevoel van eenzaamheid versterkt in een kloof waar je als wandelaar vast lijkt te lopen. Dit kluizenaarshuisje ligt vele meters boven de met rotsen bezaaide bodem van de kloof verscholen onder een overhangende rots. Het is nog steeds een oase van stilte, hoog boven het wilde water van de Agly. De Hermitage dateert uit de VIIe eeuw, maar er verbleven kluizenaars tot in de jaren 1950. Een bezoekje aan de merkwaardige grotkapel en de bovengrot die gedurende eeuwen als verblijfplaats voor de kluizenaars diende, is de moeite waard.

We volgen het riviertje de Agly stroomopwaarts tussen de kalksteenkammen. We moeten een stukje over het asfalt, want de enige weg door de kloof is enkele jaren geleden geasfalteerd. Het gesteente op de bodem van de kloof is door het zeer kalkrijke water bedekt met een gele laag ketelsteen. We verlaten de kloof naar rechts over de GR en klimmen via een steil pad uit deze griffige, diepe kloof. We vervolgen onze route over een brede heuvelrug op 930m door een mediterraan landschap van buxusstruiken en maquisvegetatie. De Chemin des Cathares voert door een geaccidenteerd terrein van kalksteenformaties, maquis, dicht struikgewas dat aan de noordkant van de hellingen hoog kan opschieten, en garrigues, door beweiding veel opener landschap en vaak een kruidentuin zonder hekken. Lavendel, tijm, mimt, rozemarijn, alsem, guichelheil, witte en rode kornoelje, wolfsmelk, wilde asperge, amandelboom, acacia, steeneik, donzige eik en de heesterachtige kermeseik. Een geurend mengsel van kruiden, planten en bomen in een natuur die puur aandoet totdat een blauwe gloed de idylle verstoort: Bordeauxse pap ofwel kopervitriool met gebluste kalk, een van de eerste chemische bestrijdingsmiddelen uit de 19e eeuw waarmee wijnranken tegen parasitaire ziektes worden besproeid. We komen hier immers in het wijnbouwgebied van de Corbières en Langeudoc.

We komen voorbij Bergerie de Bugamus en krijgen zicht op het imposante Château de Peyrepertuse. Peyrepertuse is één van de mooiste Katharenkastelen van het gebied, gelegen op een smalle rotsrichel, uitkijkend over de Corbières. Hoe onneembaar deze kastelen ook leken, tegen de uithongeringstaktiek van de Franse koning waren ze niet bestand. Ondanks haar grootte en ligging speelde het kasteel nauwelijks een rol tijdens de Albigenzer kruistocht. In de 9e eeuw behoorde Peyrepertuse aan de Graven van Bésalu. Twee eeuwen later kwam het in bezit van de graven van Barcelona. Guillaume de Peyrepertuse onderwierp zich in 1217 aan Simon de Montfort. Het kasteel ging 1226 over aan de koning van Aragon. In november 1240 viel Château de Peyrepertuse al na een beleg van 3 dagen in handen van de Fransen, omdat in het kasteel nauwelijks voedsel aanwezig was. Het kasteel had in de volgende eeuwen nauwelijks iets te dulden en raakte na de Franse revolutie in verval.

Vanuit het imposante Château de Peyrepertuse dalen we af naar het dorpje Duilhac, waar midden in het dorp het bronwater in grote hoeveelheden uit de rotsen stroomt. Het heeft een Romaanse kerk uir de 14e eeuw. Over een onverharde weg lopen we door naar Cucugnan, het eindpunt van deze etappe. Dit mooie wijndorp werd "wereldberoemd" door de Franse schrijver Alphonse Daudet en zijn verhalenbundel "Lettres de mon moulin". Eén van die verhalen heet "Le curé de Cucugnan" en beschrijft hoe pastoor Martin de inwoners van Cucugnan weer in zijn kerk krijgt. In een donderpreek vertelt hij hoe hij in een droom een bezoek bracht aan de hemel, het vagevuur en de hel en... inderdaad, de hele bevolking van Cucugnan zat in de hel! De preek heeft zo'n impact dat Cucugnan op slag het meest godvruchtige dorp van Frankrijk wordt.


Château de Peyrepertuse
DAG 7
Cucugnan (350 m) – Château de Queribus (728 m) – Padern (198 m) – Tuchan (180 m) – Château Aguilar (321 m)

Algemeen: 500 m stijgen, 550 m dalen. Looptijd: 6 tot 6,5 uur

We verlaten het wijndorp Cucugnan, met het pittoreske centrum, in zuidoostelijke richting en hebben al meteen het Château de Queribus, zoals bijna alle andere Kathaarse kastelen, die we onderweg zijn tegen gekomen, prominent in beeld. Dreigend torent het kasteel uit boven de wijngaarden van de Hautes-Corbières en vormt al het ware een verlengstuk van een kilometerslange kalksteenrug waarop het gebouwd is. Via de noordkam bereiken we het robuste bolwerk, dat met zijn imposante donjon het laatste bolwerk van de Katharen was, dat in 1255 viel. In dit donjon is de beroemde "gothische zaal", waar een ronde zuil een gewelf ondersteunt, dat gevormd wordt door vier bogen die alle vier verschillende afmetingen hebben: de zuil staat niet in het midden

Over de belegering zelf van Château de Queribus is weinig bekend. Er zijn geen kronieken die erover schrijven. Er is wel een beperkte briefwisseling tussen de Franse koning en zijn bevelhebbers ter plaatse maar die is grotendeeld ongedateerd en dus moeilijk chronologisch te plaatsen. De acte van overgave is wel gedateerd: mei 1255. Chabert de Barbaira die klaarblijkelijk is gevangen genomen, draagt daarin de burcht met alle bijhorigheden over aan de Franse koning. Hier geen uitputtende belegering en ook geen brandstapel: de Katharen hadden zich tijdig in veiligheid gebracht uit de laatste "Kathaarse vesting" die was overgebleven. De militaire strijd tegen de Katharen en hun beschermers was daarmee voorgoed afgelopen.


Château de Queribus
De ligging is strategisch sterk. Vanaf het kasteel op 728 meter hoogte hebben we een magnifiek uitzicht dat reikt van het nabijgelegen Cucugnan tot over de vlakte van RoussilIon, met midden daarin de stad Perpignan, en aan de horizon in het oosten de blauwe Middellandse Zee op 34 kilometer. Onder ons naar het zuiden strekt zich tussen twee langgerekte kalkruggen de brede vallei van Fenouillèdes uit met in de verte de Pic du Canigou (2724 m) 38 kilometer ver.

Van kasteel Quéribus dalen we over de kilometerslange kalksteenrug af naar het dorpje Padern, dat als een kleine oase in het droge land van de Corbières ligt. Padern ligt aan de voet van Montagne de Tauch, waar het riviertje de Torgan samenstroomt met de Verdouble. Ook hier steekt boven het dorp een ruïne van een kasteel uit dat van de IXe eeuw tot 1579 toebehoorde aan de l’Abbaye de Lagrasse en dat tijdens de Albigenzer kruistocht en strijdpunt was tussen Alain de Roucy, Seigneur de Termes, en de l’Abbaye de Lagrasse. Door de wijngaarden en onderlangs kale heuvelruggen wandelen we naar Tuchan, een van de karakteristieke wijndorpen van de Corbières met een sterk mediterraan karakter. Het is een van de 9 dorpen waar de Fitou wijn vandaan komt, maar waar ook de zoete dessertwijn Muscat de Rivesaltes geproduceerd wordt.

Tuchan is het eindpunt van onze 7-daagse Chemin des Cathares. Het dorpjeTuchan heeft zijn naam te danken aan de vele taxisbomen (in het Occitan dialect betekent ‘touch’ taxis), die ooit de Mont Tauch (917 m) hebben bedekt. Nu zijn dit nog slechts enkele. Op deze Mont Tauch staat de Tour des Géographes, gebouwd in 1791 door een groep astronomen. Nu worden er in deze streek plannen ontwikkeld om te komen tot een windmolenpark.

Toch is Tuchan het meest bekend om het Château Aguilar dat strategisch op een heuvel gelegen de toegang van de Corbières beheerst. Het is een korte wandeling tussen de wijngaarden door naar de ruïnes van het kasteel. Het kasteel wordt sinds 1020 vermeld en was toen in bezit van de Comte de Fonollède. In de tweede helft van de XIIe eeuw gaat het over in de handen van de familie de Termes. Tijdens de Albigenzer kruistocht wordt het in 1210 bezet door Simon de Montfort, die Raymond de Termes gevangen neemt en laat ombrengen in Carcassonne. Château Aguilar wordt voor korte tijd een toevluchtsoord voor de Katharen, maar speelde geen militaire rol van betekenis tijdens de kruistocht tegen de Katharen. Het komt in handen van de Franse koning in 1260, die het uitbouwt en er een garnizoen vestigt om de grens met het Spaanse Aragon te bewaken.


Château Aguilar
Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.



OVERNACHTINGSMOGELIJKHEDEN:

Serre de Marou
Mme Nicole Masset
09300 Montferrier
Telefoon: +33 5 61011475

Les Mijanes
Mme Chantal Mignot
09300 Fougax-et-Barrineuf
Telefoon: +33 561016376

Gîte d'Etappe
L'Ancienne École du Village
11700 Comus
Telefoon: +33 0468203369

L'Irénée
Mr et Mme Patrice et Monique Salerno
2 Rue du Chemin des Rondes les Arnoulats
11230 Puivert
Telefoon: +33 468209579

Les Santolines
Mr Patrick Mounie
Rue Alphonse Daudet
11350 Cucugnan
Telefoon: +33 468450004
Domaine de Coussères
Mr et Mme Joo et Ann Maes
66220 Prugnanes
Telefoon: +33 468592355

Le Presbytère
Mme Monique Jeannin
11190 Bugarach
Telefoon: +33 468698212

Le Fitoun
Mr et Mme Philippe et Chantal Fabrega
11350 Paziols
Telefoon: +33 468454349

L'Assaladou
Mr et Mme Kim en Katrin
Chemin de Fauruc
11500 Nébias
Telefoon: +33 642423582








KAARTEN:

- Randonnées Pyrénéennes 1:50.000 Nr. 7 Haute Ariège - Vicdessos - Orlu - Ax les Thermes
- Randonnées Pyrénéennes 1:50.000 Nr.10 Canigou - Vallespir Fenouillèdes - Prades

Prijs ca € 13,00 per stuk. Uitstekende kaarten met campings en gîtes.

- IGN 1:25.000, blad 2147 ET, Foix - Tarascon sur Ariège - les monts d'Olmes - Montferrier
- IGN 1:25.000, blad 2247 OT, Lavelanet - Montségur - Lac de Montbel - Chalabre
- IGN 1:25.000, blad 2248 ET, Axat - Querigut - Gorges de l'Aude
- IGN 1:25.000, blad 2347 ET, Prades- St. Paul-de-Fenouillet
- IGN 1:25.000, blad 2348 OT, Quillan - Alet les Bains - Esperaza
- IGN 1:25.000, blad 2447 OT, Tuchan - Massif des Corbières
- IGN 1:25.000, blad 2448 OT, Thuir - Ille sur Tet

Prijs ca € 9,50. Uitstekende kaarten, geen opdruk wandelroutes.

GIDSEN EN LITERATUUR

- Rando Editions: Le Sentier Cathare, € 19,95
- FFRP Topoguide nr. 1097, Sur les Traces des Cathares, € 17,00
- FFRP Topoguide nr. D011, L'Aude, Pays Cathare à Pied, 38 korte wandelingen met topokaartjes, ca. € 17,00
- CP 77 Aude - Sentiers Cathares, Frank Mercier, € 18,00
- De laatste Katharen, René Weis, Uitgeverij Het Spectrum, € 25,50
- De goede Katharen, Charmaine Craig, uitgeverij Contact, € 24,90

BRONNEN:

- Op Pad, Juli 2002
- SNP reisorganisatie
- Volkskrant - Traject maart 2003, Cees Gloudemans



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 15-04-2004 door C.P.J. Aerssens