STADSWANDELING DIJON
ROUTE DE LA CHOUETTE

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - Route de la Chouette

Deze dynamische hoofdstad van het departement Côte d’Or, ligt aan de westrand van de Saônevlakte en aan de voet van de noordelijke uitloper van de Côte d’Or. Als voormalige hoofdstad van het grote Bourgondische Rijk, waartoe ook de Nederlanden behoorden, wordt Dijon 'de rijke weduwe van de hertogen' genoemd, want aan deze middeleeuwse bloeitijd dankt de stad haar rijkdom aan historische gebouwen, musea en kunstwerken. Met 151.000 inwoners is het nog altijd het kloppend hart van Bourgondië, zowel ambtelijk en universitair als qua handel en industrie (o.a. tabak en machineonderdelen). Mosterd (die als 'moutarde' in aardewerkpotjes wordt verkocht), zwarte bessen (cassis), kruidkoek (pain d'épice) en slakken (escargots) zijn de smakelijke producten waaraan Dijon zijn faam dankt. Zwartebessenlikeur (Crème de cassis) leidde tot een andere specialiteit: het aperitief 'kir', genoemd naar de oudburgemeester van Dijon, Félix Kir.

Dijon was reeds vroeg in de historie een pleisterplaats op de grote doorgangsroute van Zuid- naar Noord-Europa. De Romeinen stichten hier, op de militaire weg van Lyon naar Mainz, de legerplaats Divio. In de 6e eeuw maakte de stad vooral opgang als pelgrimsoord toen talloze bedevaartsgangers naar het graf van St. Bénigne togen. Deze 2e eeuwse martelaar, beschermheilige van Dijon, wordt op 20 november nog steeds herdacht. Een hoofdstedelijke functie bekleedt Dijon sinds 1015: het jaar waarin hertog Robert I de Oude de stad kocht van de bisschop van Langres en haar tot zijn residentie maakte. Tot aan de 14e eeuw moest Dijon deze eer bij tijd en wijIe echter delen met Beaune. In 1137 verwoeste een grote uitslaande brand Dijon bijna volledig. Bij de wederopbouw vergrootte hertog Hugo II de stad zodanig, dat het klooster St. Bénigne ook binnen de stadswallen kwam te liggen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - Graf Jan zonder Vrees - Musée des Beaux-Arts
De belangrijkste ontwikkeling maakte Dijon in de 14e en 15e eeuw door tijdens de regering van 'Les Grands Ducs d'Occident', de vier hertogen van Valois: Filips de Stoute, Jan zonder Vrees, Filips de Goede en Karel de Stoute. Na de dood van Philippe de Rouvres, de laatste hertog uit het huis Capet, in 1361 viel het hertogdom toe aan de Franse kroon. In 1364 ontving Filips de Stoute, vierde zoon van de Franse koning Jan lI, Bourgondië als erfdeel. Vanaf de eerste dag heeft Filips getracht met de koning te wedijveren. Hij voerde een geheel eigen politiek en probeerde het Franse hof op cultureel terrein te overtreffen. Ook zijn opvolgers stond een machtig Bourgondië voor ogen. Gedurende een eeuw was Dijon één van de grote Eurepese cultuurcentra. De beste beeldhouwers en schilders, vooral uit de Nederlanden, werden naar het hof gehaald; muzikanten en troubadours veraangenaamden het leven.

Met de ondergang van het hertogelijk geslacht door de dood van Karel de Stoute in 1477 en de inlijving van het hertogdom Bourgondië bij Frankrijk kwam er een eind aan deze 'Gouden Eeuw'. Op 7 december 1513 zag het er voor Dijon zelfs heel somber uit door een beleg van 30.000 Zwitsers, Duitsers en anderen. Gouverneur Le Trémouille had slechts 6000 man tot zijn beschikking, maar tot een gevecht is het niet gekomen. Le Trémouille overstelpte de belegeraars zodanig met wijn, dat hun de lust tot vechten verging en zij het beleg staakten. Een nieuwe bloeiperiode brak in de 17e en 18e eeuw aan, toen Dijon de vergaderplaats voor de Staten-Generaal van Bourgondië (adel, geestelijkheid en derde stand) werd en de prinsen van Condé als stadhouders optraden. De vestiging van dit hof bracht een stoet van patriciérs, die de stad met 'hôtels' (herenhuizen) verrijkten en geld verschaften voor cultuur, onderwijs en talloze openbare bouwwerken. Door de aanleg van de spoorwegen in het midden van de 19e eeuw kwam de doorbraak tot de moderne stad die Dijon nu is.


ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING DIJON

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het oude stadshart van Dijon is redelijk gaaf bewaard gebleven en voor een deel goed gerestaureerd na de zware beschadigingen in WO Il. De belangrijkste monumenten op cultureel gebied zijn: Cathédrale St. Bénigne, Musée Archéologique, Église Notre Dame, Palais des Ducs de Bourgogne, Musée des Beaux Arts en, iets buiten het centrum, de Chartreuse de Champmol. Dijon is daarnaast een stad om in rond te dwalen, langs de talloze patriciërshuizen, waarvan vele met gracieuze binnenhoven, langs winkeltjes en over pleintjes. De lange winkelstraat, Rue de la Liberté en een deel van de zijstraten, zoals Rue des Forges, Rue Musette, Rue de Ia Chouette en Place F. Rude zijn autovrij (soms alleen openbaar vervoer), zodat het daar plezierig wandelen en winkelen is. Vanaf het Station loopt de Avenue du Maréchal Foch naar een gezellig plein Place Darcy dat door het autoverkeer wat druk en rommelig is. Hier beginnen we onze stadswandeling. Een deel van de route is gemarkeerd met uilen in het plaveisel.

Het Place Darcy grenst aan het gelijknamige park. In het park vinden we de Fontaine de Jeunesse, omringd door een vijver met zwanen, van Max Blondat. Het beeld 'Ours Blanc' (lJsbeer), is een kopie van het beeld van François Pompon. Onder het plein ligt een overdekte parkeergarage. Via de 18e eeuwse Porte Guillaume, genoemd naar de architect Guillaume de Volpiano, aan de zuidoostelijke zijde van het plein, komen we in de oude stad, die in de Middeleeuwen door elf stadspoorten was ontsloten. We zijn in de Rue de la Liberté.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - Place François Rude met Fontaine du Barreuzai
We vervolgen de Rue de la Liberté tot het kruispunt met de Rue Bossuet (rechts), genaamd 'Coin du Miroir'. Het 15e eeuwse vakwerkhuis (links) heeft als bijnaam 'het huis met de drie gezichten'. Hôtel de Millière bezit een gracieuze 16e eeuwse erker: We lopen de brede winkelstraat nog een eindje af tot de Place François Rude met de sierlijke Fontaine du Barreuzai, die of een dansende bosgod voorstelt of een wijnboer die met zijn voeten de druiven plet. Rond dit plein en in de Rue Musette staan op dinsdag- en vrijdagochtend en op zaterdag marktkraampjes. Op dit pleintje onder het uithangbord van een restaurant begint rechts één van de karakteristiekste straten van Dijon: Rue des Forges. Het is de straat van de smeden. Achtereenvolgens zien we: het 15e eeuwse Hôtel Morel-Sauvegrain (nr. 52 t/m 56) en Hôtel Aubriot (nr. 40). Aan dit 13e eeuws herenhuis werd in de 17e eeuw een Classicistisch portaal toegevoegd. Het Maison Milsand (nr. 38) heeft een Renaissance-façade en beeldhouwwerk van Hugues Sambin. Interessant is het Hôtel Chambellan (nr. 34), een 15e eeuws herenhuis van een rijke lakenkoopman. Door een poortje betreden we de binnenplaats, die een fraaie wenteltrap bezit. De gewelfribben van de trap, gedrapeerd als wijnstokken, eindigen bovenin in een door een wijnbouwer gedragen korf. Hier vinden we ook het hoofdkantoor van toerisme, dat zich geen betere behuizing kon wensen. Rechts zien we nog een fraai portaal.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - Detail Renaissance façade Maison Milsand
ai Als we de Rue des Forges vervolgen komen we langs de achterzijde van het Palais des Ducs de Bourgogne, het voormalige hertogelijke paleis. De straat buigt naar links en zo staan we weldra voor de Église Notre Dame. Deze kerk is ontegenzeggelijk één van de belangrijkste bouwwerken van de Bourgondische Gotiek, gebouwd tussen 1229 en 1250. De façade is curieus: boven de drie bogen van de narthex zijn twee even hoge etages aangebracht met sierlijke zuiltjes met bladkapitelen. Elke verdieping wordt van de andere gescheiden door een fries met een rij pseudowaterspuwers: mens of dier, maar elke keer anders. Dit beeldhouwwerk werd in de 19e eeuw aangebracht als remplaçant van gelijksoortig werk. Op de rechter achthoekige torenspits zien we een klokkenslager, een Jaquemart, van Vlaamse oorsprong. In 1382 bracht Filips de Stoute, na zijn overwinning in Kortrijk op de rebellerende Vlamingen, het uurwerk als oorlogsbuit mee. De inwoners van Dijon vonden Monsieur Jaquemart maar een eenzame figuur en besloten hem in de 17e eeuw van een vrouw (Jacqueline) te voorzien. Een eeuw later werd de familie uitgebreid niet het jongetje Jacquelinet en in de vorige eeuw kwam daar zijn zusje Jacquelineue bij. Elk kwartier laat de familie muzikaal van zich horen.

In het interieur komt het principe van de Bourgondische Gotiek, waarin niet gestreefd werd naar irrationele hoogten, goed naar voren. De driedelige wandopstand (arcade, triforium en lichtbeuk) is, kenmerkend voor deze regionale Gotische stroming, boven de arcadenzone dubbelwandig. De driebeukige basiliek met dwarsbeuk wordt in het oosten afgesloten door een vijfhoekig koor zonder omgang en kapellenkrans. De vensters in het linker deel van de dwarsbeuk zijn 13e eeuws en de resten van de muurschildering 15e eeuws. In de kapel rechts van het koor staat de 12e eeuwse 'Vierge Noire', een zwart houten Mariabeeldje. Het wandtapijt uit 1950 in de rechter transeptarm herinnert aan de twee bevrijdingen van Dijon, die van 1513 en 1944.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - Église Notre Dame
Achter de Église Notre Dame lopen we de Rue de la Chouette (Uilstraat) in. Op een pilaar van de kerk in deze straat voor je de huizen passeert, herken je een uil: na het strelen van het beeldje met je linkerhand mag je een wens doen. Aan de linkerkant zien we eerst een ongecompliceerd vakwerkhuis (nr. 16), daarna het eind 16e eeuwse Maison Millière (nr. 10) en het begin 17e eeuwse Hôtel de Vogüé (nr. 12), dat een Renaissance portaal en een vrolijk dak van geglazuurde dakpannen toont. Haaks op de straat lopen we de Rue Verrerie (Glasblazerijstraat) in. Ook hier zien we rechts nog net de achterzijde van het Palais des Ducs de Bourgogne en hebben zicht op de Tour de Bar, een massieve toren die deel uitmaakt van het voormalige hertogelijke paleis. De Rue Verrerie heeft verschillende 15e eeuwse vakwerkhuizen. De eerste zijstraat rechts is de Rue Chaudronnerie (Koperslagerijstraat). Hier zijn de huizen op nr. 1, 4 en 5 respectievelijk uit de 16e 13e en 15e eeuw en dankt het begin 17e eeuwse Maison des Cariatides (nr. 28) zijn naam aan de twaalf figuren (ook beelden van mannen) die de voorgevel sieren. We lopen deze straat helemaal uit tot aan de Rue Vannerie (Mandenmakerijstraat) en slaan rechtsaf deze Rue Vannerie in. Enkele huizen in deze straat staan in het teken van de Barokke 18e eeuw (nr. 19 en nr. 41) met standbeelden Mars en Minerva boven de ingang. De drie gebeeldhouwde Renaissance ramen en de uitbouw op nr. 66 (rechtsaf) worden toegeschreven aan Hugues Sambin.

Als we de Rue Vannerie verder uitlopen, komen we op de Place St. Michel met de Église St. Michel. Hoewel de façade boven de portalen duidelijk in Renaissancestijl is uitgevoerd, is de kerk grotendeels in Flamboyant-Gotische stijl opgetrokken. Met de bouw van de kerk werd aan het eind van de 15e eeuw begonnen, maar de gevel werd pas een eeuw later voltooid en de twee torens in de 17e eeuw. Boven de drie portalen loopt over de volle breedte een fries met bladmotieven en grotesken. In medaillons daaronder zijn portretbustes te herkennen van de profeten Daniël, Baruch, Jesaja en Ezechiel en die van koning David (met harp) en Mozes (stenen tafelen). Op het timpaan boven het middenportaal is het Laatste Oordeel uitgebeeld. Op de sokkel van het 16e eeuwse beeld van aartsengel Michaël, geplaatst tegen de middenspijl van het portaal, ontwaar je zowel mythologische als bijbelse figuren: Johannes de Doper en Salomo naast Apollo en Hercules. In het interieur vallen vooral de hoogte van het koor (zonder omgang) en de 18e eeuwse houten lambrizering op.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - Rue Verrerie detail 15e eeuws vakwerkhuis
Recht tegenover de Église St. Michel komen we in de Rue Vaillant. Hier is in de voormalige Église St. Étienne het Musée Rude, gewijd aan de 18e/19e eeuwse beeldhouwer François Rude uit Dijon, alsmede de Beurs gevestigd. In het museum met ingang aan de Rue Vaillant zijn vooral afgietsels van Rudes werken ondergebracht: beelden van Napoleon, Géneral Ney en delen van de Arc de Triomphe. Aan het eind van de straat ligt de Place du Théâtre met het theater en aansluitend daarop de Place de la Ste. Chapelle met het door de 19e eeuwse beeldhouwer Eugène Guillaume vervaardigde standbeeld van componist Jean-Philippe Rameau. Rechts op het pleintje is de ingang van het Musée des Beaux-Arts. Via de Rue Rameau, het verlengde van de Rue Vaillant, bereiken we het Place de la Libération. Dit halfronde plein met arcaden rondom en een deel van het paleis werden aan het eind van de 17e eeuw ontworpen door Jules Hardouin-Mansart, hofarchitect van Versailles, maar uitgevoerd door Martin de Noinville.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - Musée Rude - detail Arc de Triomphe
Aan het Place de la Libération ligt het beroemde Palais des Ducs de Bourgogne. Een deel van het paleiscomplex is stadhuis, maar het grootste deel biedt plaats aan het Musée des Beaux Arts. Qua collectie na het Louvre in Parijs het belangrijkste museum van Frankrijk. Van dit voormalige hertogelijke paleis dateren de oudste delen van de 14e eeuw, maar het grootste deel van de 17e eeuw. In de 19e eeuw werd nog een vleugel in het oosten aangebouwd. Nadat de gebouwen hun functie van paleis aan het eind van de 15e eeuw hadden verloren, stond het een tijd leeg, maar aan het eind van de 17e eeuw besloten de Staten van Bourgondië tot nieuwbouw met gebruik van wat nog redelijk intact was. Het strakke Classicistische Paleis is gegroepeerd rond drie binnenhoven: de Cour d'Honneur, het grote voorplein in het midden, afgesloten van het Place de la Libération door een smeedijzeren hek, links de Cour de Flore en rechts de 14e eeuwse Cour de Bar. Het gehele complex wordt gedomineerd door de 15e eeuwse Tour Philippe-le-Bon. Een wenteltrap van 316 treden brengt je naar de top op 46 m hoogte, vanwaar zich een aantrekkelijk panorama ontvouwt dat zich bij helder weer uitstrekt tot de wijngaarden in de omgeving, de rivieren Ouche en Saône en eventueel ook de bergen van de Jura.

Bezienswaardig rond de Cour de Flore is de 18e eeuwse Classicistische trap van Jacques Gabriel naar de Salle des États (op de eerste etage, vergaderzaal van de Staten) en de door dezelfde kunstenaar in Louis XVI-stijl gedecoreerde Chapelle des Élus (waar tussen de vergaderingen door de missen werden gelezen). De Tour de Bar met ingang aan de Rue Rameau, werd in de 14e eeuw gebouwd door Filips de Stoute. Maar tijdens de regeerperiode van Filips de Goede zat René d'Anjou, hertog van Bar en Lotharingen, in deze toren gevangen, vandaar de naam. De massieve toren wordt voorafgegaan door de fraaie 17e eeuwse Escalier de Bellegarde. Naast de trap staat een bronzen beeld van Claus Sluter, met hamer en beitel in de hand, gemaakt door Bouhard. De hertogelijke keukens uit 1435 hebben een afmeting van 12 bij 12 m. Hoe het paleis er in de hoogtijdagen van het hertogdom heeft uit gezien, is goed te zien aan de achterzijde van het paleis vanaf de Place des Ducs de Bourgogne, waar nog een deel van de gotische façade met haar hoge vensters is overgebleven.

Vanaf het Place de la Liberation lopen we linksaf het steegje de Rue des Bons Enfants in. Hier vinden we aan onze rechterzijde het Musée Magnin. In dit voormalige 17e eeuwse Hôtel Lantin hangt de privée collectie van de kunstverzamelaar Maurice Magnin, die bestaat uit Europese Schilderkunst van de 16e tot en met de 19e eeuw (o.a. Poussin en Vouet). Na het museum slaan we rechtsaf de Rue Philippe Pot in, waar we op nr. 3 het Hôtel de Vesvrotte met een mooie gevel aan de binnenhof vinden. Zo komen we aan het Place du Palais met het Palais de Justice. Het 16e eeuwse Renaissance-portaal onder een door zuilen gedragen voorhal is een kopie. Het origineel van de hand van Hugues Sambin bevindt zich in het Musée des Beaux-Arts. De Salle-des-pas-perdus, ‘zaal van de verloren voetstappen’, bezit een houten gewelf, de Salle des Assises een houten plafond met allegorische voorstellingen, de Chambre Doré een houten plafond met afbeeldingen van wapens en de Chapelle du St. Esprit een gebeeldhouwd koorhek en houtsnijwerk van Hugues Sambin.

We vervolgen onze weg door de Rue du Palais links in te slaan en en lopen door tot de Bibliothèque Municipale. Deze leeszaal was vroeger de 16e eeuwse kapel van een jezuietencollege dat werd gebouwd in opdracht van de rijke familie Godran. De bibliotheek bezit meer dan 300.000 manuscripten, waaronder enkele verluchte handschriften uit Citeaux (eerste helft 12e eeuw). Op de patio staat de 16e eeuwse 'bron van de liefde'. We lopen rechts de Rue Amiral Roussin in. Vanaf de binnenplaats van huis nr. 23 werpen we een blik op het 16e eeuwse Hôtel Fyot-de-Mineure, waarvan Hugues Sambin zowel de architect als de beeldhouwer was. Rechts zien we op de hoek van de Rue J.B. Liégard de vier uitkijktorentjes van het Hôtel Liégard in Renaissancestijl en verderop op het kruispunt met de Rue Vauban op nr. 16 een vakwerkhuis van een timmerman (nu een antiquarische boekhandel). Dit huis herken je aan gebeeldhouwde gordijnen op de luiken en scénes uit het ambacht op de gevel. Ook het vakwerkhuis ernaast is fraai. Via de Rue Vauban met op nr. 21 Hôtel Legouz de Gerland (eind 17e eeuw) komen we weer op de Place de Ia Libération. Opnieuw hebben we zicht op het Palais des Ducs de Bourgogne.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - 'Coin du Miroir'
We gaan nu links de Rue de Ia Liberté in en lopen door tot het 'Coin du Miroir', het kruispunt met de Rue Bossuet, waar we aan het begin van onze wandelroute het 15e eeuwse vakwerkhuis bewonderden. We slaan de Rue Bossuet in en komen even verderop op het Place Bossuet. Dit plein oogt eerder als een straat. Hier hadden de leden van het Parlement van Bourgondië hun herenhuizen. Op nr. 18 werd de 17e eeuwse politicus en kanselredenaar Jacques-Bénigne Bossuet geboren. Zijn standbeeld (1921) staat naast de 15e eeuwse Église St. Jean, nu het Théâtre du Parvis St. Jean. Voorlangs dit gebouw nemen we de Rue Danton en komen langs het Romaans zijportaal van de Église St. Philibert. Deze 12e eeuwse Romaanse kerk is niet toegankelijk. Zij heeft een aantal wijzigingen ondergaan, zoals een Gotische torenspits.

Zo komen we bij de Cathédrale St. Bénigne. Deze kathedraal heeft een lange geschiedenis, die is terug te vinden in de verschillende bouwstijlen. In 535 had de bisschop van Langres boven het graf van de heilige Benignus al een kerk laten bouwen. Een jaar na het magische jaar 1000 begon de uit Lombardije afkomstige bouwmeester, abt Guillaume de Volpiano met de bouw van een pelgrimskerk, die bestond uit een vijfbeukige basiliek met daaraan vast een rotonde van drie verdiepingen, die in het oosten werd afgesloten door een vierkante Mariakapel. Na enkele verwoestingen en een instorting in 1272 werd in 1280 begonnen met de huidige kathedraal in puur Gotische stijl. De 93 m hoge, groen uitgeslagen torenspits, is Neogotisch en werd aan het eind van de 19e eeuw voltooid; het bontgeglazuurde dak dateert van diezelfde eeuw. Van het Romaanse bouwwerk zijn de donkere, ongewoon hoge crypte, achter de apsis (ingang via sacristie), het onderste deel van de rotonde en de Mariakapel ontkomen aan de vernielzucht na de Franse Revolutie. Dat kwam omdat dat deel in zijn geheel met zand en puin werd dichtgegooid. Pas in het midden van de 19e eeuw werd het weer blootgelegd. De rotonde bestaat uit drie cirkels van zuilen uit één blok. Op deze zuilen, maar ook op enkele smallere pilaren, rusten nog enkele 11e eeuwse Karolingische kapitelen met menselijke gestalten, dierenkoppen en geometrische figuren, die behoren tot de vroegste Bourgondische beeldhouwkunst (stilistisch nog wat ruw). Niet alle kapitelen zijn origineel, maar die met het masker is dat in ieder geval wel. Van de sarcofaag van de heilige Benignus is alleen de dekplaat over. Van het kloostercomlex resteren het 13e eeuwse Gotische dormitorium en de 11e eeuwse kapitelzaal. In deze vertrekken is nu een museum.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - Orgel Cathédrale St. Bénigne
Tegenover deze kathedraal vinden we een kaartenwinkel van de IGN met een uitgebreide collectie topografische kaarten. Door de Rue Docteur Maret keren we terug naar het vertrekpunt van onze stadswandeling en komen voorbij het Musée Archéologique. Dit archeologisch museum heeft naast voorwerpen uit de Prehistorie en de Gallo-Romeinse periode een verzameling Middeleeuwse kunst. Zo zie je hier een massief gouden armband (1300 gram, 9e eeuw, gevonden bij La Rochepot), de eind 14e eeuwse 'Buste van Christus' van Claus Sluter, deel van de Mozesbron in de Chartreuse de Champmol, een 'Christus aan het kruis' van zijn leerling Claus de Werve, verschillende Karolingische kapitelen en twee 12e eeuwse Romaanse timpanen van de kerk. Op het ene timpaan is het Laatste Avondmaal afgebeeld en op het andere troont Christus in de mandorla tussen de symbolen van de vier evangelisten.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Dijon - Porte Guillaume aan het Place Darcy
Als we de Rue Docteur Maret uit zijn, staan we opnieuw in de Rue de la Liberté bij Porte Guillaume van de architect Guillaume de Volpiano. Op het Place Darcy zijn er dan voldoende gelegenheden om in een gezellig restaurant of op een terras na te genieten van het cultureel erfgoed dat Dijon rijk is en waarvan we op onze stadswandeling getuigen mochten zijn.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.

GIDSEN:

- ANWB Gouden Serie: Bourgondië - Champagne, T. Keuning, ISBN 90-18-00957-1
- Michelin Guide de Tourisme: Bourgogne
- Capitool Reisgidsen: Frankrijk, ISBN 90-410-1806-9 NUGI 471



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 28-08-2004 door C.P.J. Aerssens