BANDKERAMIEKERS
Het volk van de Bandkeramiekers kwam oorspronkelijk uit het noordelijk deel van de Balkan. Hongarije wordt als bakenmat van deze cultuur gezien. De Bandkeramiekers waren een agrarisch ingesteld volk. Hun gereedschappen waren van steen. Vooral vuursteen was een belangrijke grondstof voor deze gereedschappen. Metaal was in deze tijd nog niet bekend.
Rond 5300 voor Christus komen de eerste boeren zich op het Lössplateau van Limburg vestigen en brengen die aardewerk traditie mee. De Bandkeramiekers bewerkten de vruchtbare lössgronden en op het plateau werden akkers aangelegd en huizen gebouwd. In het dal was water en op het gras aan de oeverwal werd het vee te grazen gezet
Bij opgravingen zijn vele gebruiksvoorwerpen gevonden waaronder ook de specifieke aardewerken gebruiksvoorwerpen die versierd zijn met ingekraste bandstrukturen. Deze techniek heeft deze oude cultuur eindelijk haar naam gegeven. De karakteristieke kenmerken zijn: patronen van banden, lijnen en punten.
Een andere techniek die het volk al goed onder de knie had was het bouwen van huizen. In eerste instantie dachten onderzoekers tot 1950 dat het volk in een soort kuilen leefde. Later kwam men er achter dat zij in vierschepige, zeer lange en rechthoekige houten gebouwen moeten hebben geleefd. Uit grondonderzoek is gebleken dat de patronen van donkere verkleuringen op de geelbruine leem de resten waren van hout en andere organische bouwmaterialen.
De lengterichting van de Bandkeramische huizen is steeds van zuidoost naar noordwest. De zin van deze gerichtheid, welke men wellicht bij de overheersende zuidwestenwinden niet zou verwachten, is vooralsnog onbekend. De gebouwen waren voorzien van groepen van drie rechtopstaande houten palen, waarop een zadeldak, bedekt met riet, houten planken of plaggen, geconstrueerd was . De plaatsing van deze palenrijen leert ons de inwendige verdeling van de woonruimten kennen. Het middendeel is het woon/werk gedeelte, het zuidoostelijk deel wordt meestal als opslagruimte gebruikt, terwijl het noordwestelijk deel als slaapgedeelte gezien kan worden of eventueel ook als opslag.
Het vruchtbare Limburgse Lössplateau raakte dicht bewoond door de groeiende bevolking. De dorpjes bestonden gemiddeld uit 5 tot 7 huizen en kenden ongeveer 50 inwoners. Een aantal dorpjes bij elkaar vormde een groep. Zo woonden er groepen in de buurt van Sittard/Elsloo en in België langs de Jeker en het Heeswater (omgeving Rosmeer). Een ander groep op de Aldenhovener Platte, iets ten noorden van Aken. Een dorp bleef vaak een paar honderd jaren bestaan.
Men leefde van de akkerbouw en legde voorraden aan van de gegroeide gewassen. Zo was men zekerder van voedsel in de perioden dat er weinig eten te vinden was in de vrije natuur. De Bandkeramiekers verbouwden graansoorten zoals Emmer en Eenkoorn en andere gewassen zoals erwten, linzen, maanzaad en vlas. Van de vlasplant kon uit de zaden lijnolie geperst worden, uit de stengel van de plant kon de vezel voor linnen draden gehaald worden.
Veel stenen werktuigen werden door de mensen zelf gemaakt uit lokaal voorkomend vuursteen. In de kalkafzettingen van zuidelijk Limburg kwamen grote hoeveelheden vuursteen (Silex) voor. Uit regelmatige verspreiding van het bewerkingsafval is af te leiden dat de bewoners het materiaal zelf bewerkten en zo waarschijnlijk in hun eigen behoeften konden voorzien. Zo bevindt zich in het Rijckholterbos, gelegen onder de rook van Maastricht, een befaamde prehistorische vuursteenmijn. Deze mijn dateert van 3750 - 3940 v. Chr. Er werd een glasachtig gesteente gewonnen, dat makkelijk te splijten was. Hiertoe werden verticale putten in de bodem gegraven, van waaruit weer horizontale gangen werden gemaakt. De aldus gewonnen stenen werden op het open terrein voor de mijn (het atelier) tot werktuigen bewerkt, zoals bijlen, messen, speerpunten, schrapers enz. In de jaren 1964-1972 werd de mijn door leden van de Werkgroep van De Nederlandse Geologische Vereniging, afd. Limburg, opgegraven. Daarbij werden vele vondsten gedaan, vooral materieel voor het delven van de stenen. Ter herinnering hieraan werd een monument opgericht vlakbij de ingang van deze vuursteenmijn.
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 07-02-2001 door C.P.J. Aerssens