LANDGOED "DE UTRECHT"
EN ZIJN ONVERWOESTBARE BRANDTOREN

[IMAGE]


De boswachter en de brandweer moeten het aan het eind van de vorige eeuw knap moeilijk hebben gehad met de bestrijding van bosbranden. Droge zomers waren dan ook veelal een reden tot extra waakzaamheid. Maar als er door iemand rookgeur werd waargenomen, was het meestal al te laat. Grote delen bos zijn verloren gegaan omdat de brandweer niet op tijd ter plaatse kon zijn. Het grootste probleem van destijds was het lokaliseren van de brand. Vliegtuigen of helikopters waren er niet. Om toch een beetje overzicht te houden, werden er in bosrijke omgevingen zogenaamde brandtorens gebouwd. De torens hebben echter in de loop van de jaren tachtig hun functie verloren. Vanuit de lucht bleek het efficiënter om de bossen voor branden te behoeden en al snel droogde het aantal brandwachters dat vanuit de torens een oogje in het zeil hield uit.

Op het landgoed De Utrecht, gelegen tussen de Belgische grens en Esbeek, staat nog een 32 meter hoge brandtoren van weleer. Nu deels verscholen achter hoge bomen en omgeven door prachtige eiken en rododendrons, is de nagenoeg symmetrische toren, met op de begane grond het houtvesterskantoor, een ware blikvanger. Wie van Hilvarenbeek naar Lage Mierde rijdt, ziet het gebouw door de bomen heen aan de rechterkant van de weg opdoemen. De landelijke oase De Utrecht is bezit de Verzekeringsmaatschappij De Utrecht, die later opging in AMEV en daarna in Fortis en liet op het terrein een vakantie- en herstellingsoord voor haar werknemers, arbeiderswoningen en pachthoeven bouwen. Het verzekeringsconcern belegt in heel Nederland in grondbezit. Het staaltje Nederlandse bouwkunst, voltooid in 1906, straalt door de sobere vormen een zekere rust uit. Dat is niet verwonderlijk want het gebouw is ontworpen door architecten J. F. Staal en A. J. Kropholler, een assistent van de bekende Berlage. Een bouwwerk van Berlage op de Hoge Veluwe - het jachtslot Sint Hubertus - heeft als voorbeeld gediend voor het ontwerp van de toren.

Staal en Kropholler bewonderden het werk van Berlage. Staal hield bovendien van Jugendstil en Amerikaanse architectuur. Kropholler ging liever terug in de tijd; denk aan zijn raadhuis met trapgevels in Waalwijk en zijn voorkeur voor Romaanse vormen. Zelf vond hij dat zijn werk dat van Brlage voortzette. Staal werkte een tijdlang in de stijl van de Amsterdamse School, waarbij hij zich net als sommige van zijn mede-expressionisten graag liet inspireren door de vorm van schepen. Zijn villa De Bark in Bergen is beroemd. Later ging hij steeds zakelijker vorm geven en ontwierp hij de Wolkenkrabber in Amsterdam-Zuid. Kropholler ontwierp het Van Abbemuseum (1933-1935) in Eindhoven. Met torentje, dat bijna was gesneuveld ten bate van de in 2002 voltooide nieuwbouw.

Huis en toren zijn een compositie in baksteen waarin kleine en grote bogen en verticale openingen het beeld bepalen. Het gebouw is rijkelijk voorzien van ornamenten zonder dat het geheel een opgedirkte indruk maakt. De versiering voegt zich gewillig in zijn opdracht het grote geheel tot iets moois te maken: rijgsteken van gele baksteen onder de dakrand, speelse openingen in gemetselde balustrades en prachtig glas in lood met Jugendstil motieven. Het hoogste gedeelte van het torenlichaam is van hout bedekt met 'dakpannen' van zink. Een destijds graag gebruikt materiaal dat licht, waterdicht en makkelijk te verwerken was. Het ziet er uit als een vissenhuid met schubben.. De gekromde gewelven op de top doen Oosters aan, het enige dat er nog aan ontbreekt is een gong. De rust van het gebouw wordt slechts verstoord door het langsrazende verkeer, maar wie zich voorstelt dat het hier aan het begin van deze eeuw stil moet zijn geweest, verplaatst zich even terug in de tijd.

In de nadagen van de Tweede Wereldoorlog hadden vanuit regio gevluchte Duitse fronttroepen op de brandtoren De Utrecht een soort crisiscentrum. Een commandopost, zonder telefoon, maar met een motorordonnans. De Duitsers werden op de hielen gezeten door de Engeisen en omringden zich op de Utrecht met een kring zwaar geschut. De uitkijktoren bleef tijdens die oorlogshandelingen ongedeerd.

Door de jaren heen raakte de brandtoren echter in verval. Het uitblijven van subsidie bij het toenmalige ministerie van WVC noopte AMEV om zelf in 1991 de restauratie te financieren. De toren werd in haal geheel grondig opgeknapt. AMEV investeerde ongeveer een half miljoen om het staaltje architectuur van de Amsterdamse school weer in haar oude glorie te herstellen. Dat het karwei grondig gedaan is, blijkt uit het feit dat zelfs het glas-in-loodwerk weer in haar originele vorm terugkeerde. Inmiddels staat het bouwwerk wel op de lijst van de Rijksdienst voor Monumentenzorg.

Toen de toren honderd jaar geleden gebouwd werd, kon je bij helder weer Turnhout zien liggen. Maar dat is al lang niet meer mogelijk. De bomen In de omgeving zijn inmiddels dusdanig gegroeid dat ze de toren in hoogte overstijgen. Diezelfde bomen hebben AMEV overigens jarenlang een dienst bewezen. Ze werden gekapt en het hout werd voor stutte in de mijnbouw verkocht. Naast de opbrengst van hout verkrijgt AMEV inkomsten uit de pacht die de boeren betalen. De laatste jaren zijn de hout- en pachtprijzen echter aanzienlijk gedaald, wat een inkomstenverlies voor de verzekeringsmaatschappij betekent. Maar het is de toren gelukkig niet aan te zien. Sinds de restauratie oogt hij degelijk en onverwoestbaar.


Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".


aangepast op 12-08-2004 door C.P.J. Aerssens