CATHÉDRALE ST. ETIENNE - METZ
Metz - Cathédrale St. Etienne
Cathédrale St. Étienne, gelegen aan de Place d’Armes, is opgetrokken uit de voor Metz zo karakteristieke zachtgele Jaumontsteen. Een Gotische kathedraal, maar zonder het monumentale westfront met twee torens, toch het symbool van een Franse kathedraal. Alles wijst hier op het samenvoegen van twee kerken. Het voorste gedeelte met de eerste drie traveeën was vroeger de Notre-Dame-la-Ronde, een collegiale kerk. De hoofdingang bevindt zich aan de Moezelkant, in het noordwesten, de apsis in het zuidoosten. Direct ten noordoosten van deze kerk stond de Dom St. Étienne, een bouwwerk uit de Ottoonse tijd met een lengteas van zuidwest naar noordoost haaks op de as van de Notre-Dame dus. De twee kerken werden door een steegje gescheiden.
Voorgevel Cathédrale St. Etienne
In de eerste helft van de 13e eeuw komt ook Metz in de ban van de Gotische bouwkunst. Domkapittel en collegiaal kapittel grijpen de nieuwbouw aan om de twee kerken onder een dak te brengen. Ruim anderhalve eeuw later, in 1382, zijn de Notre-Dame en het schip van de St. Étienne klaar. De muur die de twee kerken tot dan toe heeft gescheiden wordt weggehaald en vervangen door een hek. Dat verdwijnt pas in de 1728 als het collegiale kapittel wordt opgeheven. Sindsdien vormen beide kerken ook liturgisch een geheel. Koor en dwarsbeuk zijn een stuk jonger dan het schip. Ze worden tussen 1486 en 1520 gebouwd. In 1546 wordt de kathedraal ten slotte ingewijd. Er is dan meer dan drie eeuwen aan gewerkt, zij het met langdurige onderbrekingen. Ook na die tijd is er nog heel wat aan de St. Étienne gesloopt en verbouwd. In de jaren 1760 moeten vijf kapellen en de kruisgang aan de zuidoostkant voor een ruim opgezet Place d'Armes wijken. Het nieuwe Hotel de Ville kan zo beter tot zijn recht komen. Om het plein een harmonieus aanzien te geven krijgt de architect Jacques-François Blondel (1705-1774) de opdracht om aan de rechter zijgevel van de kerk arcaden vast te bouwen in dezelfde stijl als het stadhuis. De bekende Neogotische bouwmeester Viollet-le-Duc laat die een eeuw later weer afbreken.
Cathédrale St. Etienne - Fragment portaal voorgevel
Ook in de Duitse tijd (1871-1918) verandert er het een en ander, niet altijd ten goede. Na een brand in 1877 krijgen schip, dwarsbeuk en koor een nieuw dak, met koper beslagen. Maar ook veel steiler en dus hoger dan het oude dak. Hierdoor komen de torens nog sterker in de schaduw van het schip te staan. In de rechter toren hangt nog altijd Ia Mutte, de legendarische stadsklok, die vroeger bij belangrijke gebeurtenissen geluid wordt. Aan het begin van de 20e eeuw wordt de Classicistisch-Barokke voorhal aan de voorgevel, een creatie van Blondel, vervangen door een Neogotisch portaal. Beelden van Jesaja, Jeremia, Ezechël en Daniël sieren de steunberen. Deze laatste geeft men de gelaatstrekken van de Duitse keizer Wilhelm II. Wel origineel Gotisch zijn de reliëfs van het Portail de Notre-Dame-la-Ronde. Links zien we fabeldieren in ruitvormig bandwerk, rechts taferelen uit het leven van koning David, St. Helena en verder naar buiten St. Margaretha (boven) en (onder) de steniging van Stefanus, aan wie deze kathedraal immers gewijd is.
Cathédrale St. Etienne - Portail de la Vierge
We betreden de kathedraal door het Portail de la Vierge, een Neogotische reconstructie uit 1885 van het 13e eeuwse portaal dat door de ingrepen van Jacques-François Blondel (1705-1774) lelijk verminkt is. Resten van de oorspronkelijke reliëfs van het timpaan boven de ingang vinden we in de crypte. Van binnen doet de kathedraal zijn bijnaam 'Laterne de Dieu', zo genoemd vanwege het vele licht dat door het enorme oppervlak aan gebrandschilderde ramen naar binnen komt, volop eer aan. Het schip is verrassend slank en rijzig (verhouding breedte:hoogte bijna 1:3). Na Beauvais (48,20 m) en Amiens (42,30 m) heeft Metz met zijn 41,77 m het hoogste schip van Frankrijk. Die hoogte komt des te beter tot zijn recht doordat de zijbeuken betrekkelijk laag zijn (13,30 m): ten opzichte van de hoogte van het schip een verhouding van meer dan 1:3. Het is opvallend hoe zeer het interieur een eenheid vormt, ondanks de stijlveranderingen in de Gotiek die in de loop van drie eeuwen optreden. Wel duidelijk te zien is het verschil tussen de Notre-Dame-la-Ronde en de St. Étienne. Tussen de eerste drie traveeën staan vier dikke ronde zuilen. De hoge achtkante sokkels verraden dat de vloer hier oorspronkelijk hoger lag, maar verlaagd is, als beide kerken in 1382 samengevoegd worden. Van de vierde tot en met de achtste travee wordt de opstand van het schip geschraagd door sierlijk gelede bundelpijlers.
Cathédrale St. Etienne - Het 41,77 m hoge schip
Geen ‘Lantaarn van God' zonder glas-in-loodramen. Zij vormen de grootste schat van de kathedraal. Magistraal is de grote raampartij met roosvenster in de zuidwestgevel (eind 14e eeuw, meester Herman van Münster. Uit de 13e eeuw stamt het glas in lood in de eerste travee van de linker zijbeuk, dat oorspronkelijk het koor van de Notre-Dame-la-Ronde siert. Ook uit de 13e eeuw zijn de rozetten van de vensters in de achtste travee van de linker en de rechter zijbeuk. In dwarsbeuk, koor en kooromgang wedijvert Marc Chagall (1887-1985) met glaskunstenaars uit late Gotiek en Renaissance om de aandacht van de kerkbezoeker. Chagalls cyclus (1960-1970) begint met paradijselijke taferelen, uitgevoerd in mooie tinten geel. In het triforium daarboven en dat van de tegenoverliggende muur zet hij zijn kleuren- en lijnenspel voort. En dan om de hoek schildert hij in de eerste linker travee van de kooromgang in schakeringen rood en blauw de ontmoetingen van Abraham, Jacob en Mozes met een veeleisende Jahweh. In het venster van de volgende travee besluit hij met zevenmijlslaarzen door de rest van het Oude Testament heen te benen. Mozes ontvangt de stenen tafelen op de berg Sinaï, koning David speelt harp, Jeremia treurt om het volk Israël.
Cathédrale St. Etienne - Glas-in-lood vensters Marc Chagall(1887-1985)
Het glas in lood van Theobald van Lyxheim (1504) in het grote venster van het linker transept staat nog in de Laatgotische traditie. Heel anders, niet perspectief en daardoor veel meer diepte, is het glaswerk van Valentin Bousch in het rechter transept en het koor, nog geen twintig jaar later ontstaan. De moderne ramen (1957) in de sacramentskapel zijn van Jacques Villon. Opvallend geslaagd is ook het abstracte glas in lood (1960) van Bissière boven de domportalen in de vierde travee van de linker en de rechter zijbeuk.
Cathédrale St. Etienne - Koor
Van het meubilair verdienen alleen een porfieren wan uit de Romeinse tijd, sinds de Late Middeleeuwen in gebruik als doopvont en de marmeren bisschopstroon uit de Merovingische tijd bijzondere aandacht. In de crypte vinden we behalve de originele reliëfs van het Portail de Ia Vierge onder andere een mooie 16e eeuwse beeldengroep van de graflegging, een altaartafel uit de Karolingische tijd en reliëffragmenten, waarschijnlijk van een 'kansel' uit de 8e eeuw. Daar vlakbij hangt 'Grauli', het beeld van de legendarische draak dat vroeger bij processies voorop in de stoet werd meegedragen ter herinnering aan de wonderbaarlijke wijze waarop Clemens, de eerste bisschop van Metz (3e eeuw), de stad van een slangenplaag oftewel het heidendom zou hebben bevrijd. In de eerste linker travee van de kooromgang bevindt zich de toegang tot de sacristie, waar de domschat is ondergebracht. Pronkstuk is de zogenaamde 'mantel van Karel de Grote', waarschijnlijk een kruisvaardersmantel.
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 15-01-2008 door C.P.J. Aerssens