STADSWANDELING MOULINS

© Wikipedia
Moulins - Zicht op de stad met Pont Régemortes over de Allier op de voorgrond

Moulins is de hoofdstad van het Departement Allier met ongeveer 26.000 inwoners en vormt het handelscentrum van het omliggende agrarische gebied. Als veeteeltgebied dankt de streek rond Moulins haar bekendheid aan de Charolaisrunderen. De naam van de plaats Moulins duidt erop dat vanaf de Middeleeuwen langs de rivier de Allier molens zijn gebouwd. Het is een levendige stad met de gebruikelijke parkeerproblemen. Alle meer belangrijke bezienswaardigheden liggen in de oude stadskern. De nauwe straatjes worden in het zuiden begrensd door het Place d'Allier en de Rue d'Allier en in het noorden en oosten door de met bomen beschaduwde boulevard, Cours Anatole France en Cours Jean Jaurès, die aangelegd zijn op de oude vestingmuur, waarvan nog twee torens overeind staan.

Over het ontstaan van Moulins is een oud verhaal in omloop: een zekere Archambault uit het vorstenhuis Bourbon zou er, verliefd geworden op de schone molenaarsdochter, een kasteel hebben laten bouwen om zich daar met zijn geliefde te verenigen. Rond dit feodale fort is vervolgens de stad Moulins gegroeid. Van 1327-1527 was Moulins de hoofdstad en residentie van het Hertogdom Bourbon. In de 15e eeuw bereikt het culturele leven aan het hof zijn grootste bloei. De Vlaamse musicus, Johannes Ockeghem, zingt er voor Charles I. Beeldhouwers als Jacques Motel, Michel Colombo en zijn leerlingen schitteren onder Jean II. En niet te vergeten de nog niet met zekerheid geïdentificeerde meester van de vermaarde triptiek in de Cathédrale Notre Dame, die in opdracht van Pierre II en Anne de France vervaardigd wordt. Nadat het hertogdom in 1527 geconfisqueerd is, vervalt het aan de Franse kroon.



ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING MOULINS

Voor deze stadswandeling door het verleden van Moulins, waar het Franse Koningshuis van de Bourbons haar oorsprong vindt, vertrekken we vanaf het Place l'Hôtel de Ville. Dit huidige Gemeentehuis is gebouwd in 1821 op aandringen van Burgemeester de Champflour in de nabijheid van de Klokkentoren. De architect François Agnéty verwezenlijkt een plan in Neo-Klassieke stijl van een Renaissance Villa naar een voorbeeld van de Italiaanse architect Palladio. Het is een symmetrisch gebouw met een centrale doorgang vanaf het Place de l’Hôtel de Ville naar een binnenhof en verder naar de Rue Voltaire en het Place Marx Dormoy, dat gekomen is op de plek van de voormalige Église St. Pierre des Ménestraux, die tijdens de Franse Revolutie is verwoest.

Met zijn monumentale voorgevel ligt het stadhuis aan het oude veemarktplein en bestaat in het midden uit een samenspel van traveeën met zandstenen Dorische kolommen in zandstenen waarop een architraaf rust, versierd met trigliefen. De verticale indeling van de voorgevel wordt op de tweede verdieping voortgezet door een balkon met een versierde balustrade met Ionische zuilen welke opnieuw een architraaf dragen. Het samenspel van horizontale en verticale lijnen zorgt voor een evenwichtig geheel. Tot 1857 zijn boven op de gevel een achttal terracotta beelden geplaatst, maar deze zijn verwijderd vanwege de veiligheid. In 1862 komt boven de axiale travee het gebeeldhouwde stadswapen van Moulins. Het achterste deel van het stadhuis, dat uitziet op de Place Marx Dormoy, bevat de Bibliothéque Municipale met de beroemde bijbel van Souvigny, een uniek handschrift uit het midden van de 12e eeuw. De 117 initialen en 5 grote miniaturen zijn waarschijnlijk uitgevoerd in een kloosteratelier van Noord-Frankrijk. Tijdens het Concilie van Constanz (1419) zou de bijbel gebruikt zijn bij het verifiëren van de door Johannes Hus voorgestelde teksten.

© Wikipedia
Moulins - Fronton op gevel Hôtel de Ville
Vanaf de Hôtel de Ville hebben we zicht op de Tour de l’Horloge. Deze 17e eeuwse beffroi heeft een zogenaamde Jacquemart. Vier koperen mechanische figuren slaan de tijd op drie klokken van 4250 kg, 150 kg en 125 kg. Vader Jacquemart, gekleed in het uniform van de Franse grenadier en zijn vrouw Jacquette slaan de hele en halve uren op de grote klok, terwijl de twee kinderen Jacquelin en Jacqueline de halve en kwart uren voor hun rekening nemen op de kleine klokken. Omstreeks 1452 heeft men naar Vlaams voorbeeld in Moulins al een uurwerk in een toren gebouwd. Immers in de Middeleeuwen is een klokkentoren al het symbool van vrijheid en het slaan van de hamer op de klok geeft ook voorspoed en rampen aan. Jean II van Bourbon heft hiervoor een speciale belasting, die door de inwoners van Moulins en van zijn buitenwijken, alsmede door die van de omringende plaatsen als Yzeure, Avermes, Bressolles, Coulandon wordt betaald. De stenen toren met waterspuwers en rijk versierde kroonlijst is in 1455 klaar. Een fijne spits bekroont het geheel die de toren een slanke uitstraling geeft. De beweging van het uurwerk is door een ketting aan een mechanisme van de klokkenluiders verbonden die met de hamer op een klokken slaan. Door de stad is een speciale persoon aangesteld om op de goede werking van het mechanisme toe te zien.

Maar in de nacht van 20 tot 21 in 1655 verwoest een felle brand de oude markthallen en slaat over naar de Tour de l’Horloge. De Jacquemart komt ernstig beschadigd onder het puin en de smeulende resten ter plekke. Zeer snel besluit men om de toren in hout met loden dakbedekking te herbouwen met drie klokken en vier automaten. Opnieuw valt de toren in 1946 ten prooi aan de vlammen door Bengaals vuurwerk op 11 november, de dag van de Wapenstilstand. Maar Moulins kan niet zonder zijn Jacquemart. Deze keer geen speciale belasting, maar een open inschrijving om weer een identieke toren en mechanisme te bouwen.

© Wikipedia
Moolins - Tour de l'Horloge - Jacquemart
We verlaten het Place Hôtel de Ville en zetten we de wandeling voort door de Rue François Perron, waar zich ook het Office du Tourisme bevindt. Kijken we aan het einde van de straat naar rechts, dan zien we op de hoek van de Rue Diderot de oude hallen, een mooi gebouw met een arcade uit het begin van de 17e eeuw. We lopen deze Rue Diderot en passeren even verderop het Hôtel d’Ansac, in de 16e eeuw gebouwd door de Familie Popillon. We wandelen rechts de Rue de la Comedie in en staan dan bij de Chapelle Ste. Claire. Deze kapel maakt onderdeel uit van het tot in de 18e eeuw bestaande klooster Sainte Claire aan de Noordoostzijde van de stad achter de Gevangenistoren. De bouw van het klooster en de kapel stamt uit 1421 op initiatief van de Hertogin van Bourbon, Marie de Berry en wordt twee eeuwen in stand gehouden dankzij de aalmoezen en gelden, die door de koninklijke machthebbers en families van de religieuzen geschonken zijn. Het klooster omvat kapel, keuken, eetzaal, slaapzalen, ziekenhuis, kelder, putten en een binnentuin die voor de nonnen en vermeld staat als “Tuin van de H. Clara“. De kapel is het enige overblijfsel van het klooster van de Clarissen.

© J.M. Teissonnier - Ville de Moulins
Moulins - Madonna met Kind van Gilbert Sève (1647)
Hier vinden we nu het werk van 2 beroemde inwoners van Moulins. Allereerst een schilderij van Gilbert Sève uit 1647, Madonna met Kind omringd door engelen en de patroonheiligen van de schenkers. Links zien we St. Antonius met een belletje, uitbeeldend Antoine Feydeau, lid van een oud Bourbonnais’ geslacht en rechts de gekroonde St. Catharina van Alexandrië met gevouwen handen en rad, die Catherine Meigret, echtgenote van Antoine Feydeau. Blikvanger in de Chapelle Ste. Claire is het altaar in verwrongen messing van Pierre Sabatier (1925-2003) uit 1982. Deze kunstenaar heeft altijd samenwerking gezocht met architecten en is steeds op zoek geweest naar nieuwe materialen. Aanvankelijk keramiek en mozaïek, later metaal. Na talrijke experimenten, ontwerpt hij in 1994 een van zijn meest symbolische werken: “Voilures”, een 18 m hoog kunstwerk voor de nieuw brug in Boulogne Billancourt van architect Badani.

De Rue de Comedie komt uit op de Cours Anatole France, waar we linksaf doorlopen tot de kruising mat de Rue de Paris. Deze wandelen we even naar rechts in om nog enkele karakteristieke bouwwerken te bekijken met op no. 20 het voormalige Collége Royal des Jésuites uit de tijd van Lodewijk XIII, dat vandaag de dag als Paleis van Justitie fungeert. Het is ontworpen door een van de meest beroemde Jezuitenachitecten Etienne Martellange en is kenmerkend voor de 17e eeuwse architectuur van Bourbonnais. In 1603 krijgt het gemeentebestuur van Moulins van Henri IV toestemming om de opvoeding van zijn leerlingen aan de Jesuïeten toe te vertrouwen. Er wordt gezocht naar financiële middelen om dit prestigieuze college te laten bouwen. Tegelijkertijd ontvangen de Jesuïeten van de Koning talrijke voorrechten en zij hebben inkomsten uit eigen middelen. Ook een schenking van Honoré d’Urfé, gouverneur van de Bourbonnais, en van Diane de Châteaumorand, zijn echtgenote, zorgen voor aanvullende inkomsten. Het Collége Royal des Jésuites opent zijn deuren op 19 oktober 1606. In 1762 na 150 jaar onderwijs sluiten de Jesuïeten hun instelling op bevel van het Parlement in Parijs. Het college wordt overgenomen door de Prêtres de la Doctrine Chrétienne en in 1793 wordt het college definitief gesloten. In 1803 komt in het vroegere Collége Royal des Jésuites de rechtbank van de stad en van 1860 tot 1910 wordt het Natuurhistorisch museum er gevestigd. Dit museum maakt in 1910, weer plaats voor de rechterlijke macht, als de verzamelingen naar het paviljoen Anne de Beaujeu worden overgebracht.

© J.M. Teissonnier - Ville de Moulins
Moulins - Detail fresco Giovanni Ghérardini (1654-1725) in Salle Salle Bourgain - Palais de Justice
De bibliotheek van het oude Collége Royal des Jésuites bezit een plafondschildering van Italiaanse schilder Giovanni Ghérardini (1654-1725). Nu is dit in het Palais de Justice de Salle Bourgain, vernoemd naar de Jean Yves Bourgain die tussen 1984 en 1988 de fresco gerestaureerd heeft. Giovanni Ghérardini schildert tussen tussen 1680 en 1684 de Hemelvaart van de Heilige Maagd omgeven door een wolk van engelen boven een graftombe waaromheen de apostelen zijn verzameld.

Schuin hier tegenover staat het Lycée Sanville, voorheen een Visitandinnenklooster met de Chapelle de la Visitation. In 1650 gebouwd door de Lotharingse architect Claude Collignon. In dit klooster trek zich de Hertogin van Montmorency, Felice Orsini, terug na de dood van haar man, Henri II de Montmorency (1595-1632), die in Toulouse in 1632 is onthoofd. In de kapel laat zij voor hem een mausoleum (1648-1652) bouwen door de grote beeldhouwers uit die tijd: François en Michel Anguier, Thomas Regnaudin en Thibaut Poissant. Op een zwart marmeren sarcofaag zijn de hertog in gedreven wapenrusting en de hertogin geportretteerd, omringd door Hercules als symbool van de kracht, Caritas (barmhartigheid), Mars als symbool van militaire moed, en het Geloof. Boven het hoofdaltaar, gedecoreerd met Venetiaans glas, jaspis, koraal en zilver hangt een doek van de Italiaanse Schilder Pietro da Cortona met een Presentatie van Maria in de tempel. In het merendeel van de figuren zijn portretten van leden der familie Orsini te herkennen. Aan de noordzijde van de kapel boven het koor van de zusters Visitandinnen zien we op het plafond een medaillon met Maria Hemelvaart, geschilderd door Rémy Vuibert (1600-1651) in 1650 en dat in 2008 gerestaureerd is.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Moulins - Chapelle de la Visitation met mausoleum Henri II de Montmorency (1595-1632)
We lopen de Rue de Paris terug tot de kruising en slaan rechts de Rue des Fausses Briaies in om dan meteen naar links de Rue du Vieux Château te nemen. We zien nu aan onze rechterhand het paviljoen van het Musée Anne de Beaujeu. Hier is het terrein van het oorspronkelijk kasteel van de Hertogen van Bourbon dat in de 16e eeuw is gebouwd en dat in 1755 door brand verwoest is. Heden ten dage bestaat nog slechts het donjon uit de 14e eeuw. Het staat bekend als Mal Coiffée, wat zoveel betekent als : “Met een slecht dak”. Deze noordwestelijke kasteeltoren heeft tot 1984 nog als gevangenis gediend. Van die primitieve oorspronkelijke bouw staat nog alleen de voorgevel met daarop de wapenschilden van de Bourbons: een distel, een riem en een vluchtend hert. In de tuin ligt het paviljoen dat onderdak biedt aan het Musée Anne de Beaujeu, een van de eerste Franse Renaissance bouwwerken uit de periode 1488 tot 1503. Bij de terugkeer van zijn reizen naar Italië, voert Koning Charles VIII Italiaanse kunstenaars mee naar Frankrijk, die de architectuur en de versiering van het gebouw hebben beïnvloed. Opvallend is een Italiaans portiek, dat voor de bogen is opgesteld van een gewelfde galerij met kroonlijst en afgesloten door een smeedijzeren hekwerk.

In de toegangshal staat een model van het kasteel van de Hertogen van Bourbon, waardoor je een idee krijgt van de omvang en grootte van het gebouw. Verder is er een zaal met de archeologische verzamelingen, onder andere Gallo-Romeinse beeldjes in wit terracotta uit de Allier. In de centrale galerij worden beeldhouwwerken uit de Bourbonnais tentoongesteld: Romaanse beelden, zoals een vrouwenfiguur afkomstig uit Souvigny, en belangrijk werk uit de 15e eeuw dat overeenkomst vertoont met dat van kunstenaars uit Bourgondië. Verder is er een indrukwekkende zaal met Vlaamse, Duitse en Oostenrijkse meesterwerken. Imponerend is een Retabel van St. Étienne, omstreeks 1470 van de hand van de uit de Oostenrijkste school afkomstige “Meester van Uttenheim”, Michael Pacher (1435-1498). Er is ook een collectie Faience de Moulins te zien.

© Guy Cordelier
Moulins - Musée Anne de Beaujeu
Tegenover het donjon Mal Coiffée bezoeken we de Cathédrale Notre Dame, waarvan de geschiedenis teruggaat tot de tijd van Lodewijk II (1356-1410), Hertog van Bourbon. Na de wederopbouw van zijn kasteel vraagt Lodewijk II, Hertog van Bourbon, aan paus Clemens VII om zijn hertogelijke kapel in een collegiale kerk om te zetten. Die oude kapel is in 1386 als kapittel van kanunniken in gebruik en waarschijnlijk later gewijzigd en toegewijd aan de Notre Dame. In 1468 legt Agnès van Bourgondië, weduwe van de Hertog Charles de eerste steen van dit nieuwe gebouw dat in het eerste decennium van de 17e eeuw wordt voltooid. Dit komt overeen met het oostelijk deel van de huidige kathedraal. Omdat de Bourbonnais nog uit drie bisdommen bestaat, ontstaat vanaf de 17e eeuw het idee om een bisdom Moulins te creëren. Maar als dit in 1790 officieel zal gebeuren, moet eerst de storm van de Franse Revolutie voorbij zijn en moet men tot 1823 wachten voordat dit werkelijk, gebeurt. Pas dan wordt de oud collegiaal kerk van de Hertogen definitief de zetel van de bisschop en verheven tot Cathédrale Notre Dame, die in 1949 door de paus als basiliek wordt erkend.

Als Moulins bisschopsstad wordt, is het nodig de kerk te vergroten om de gelovigen te kunnen onderbrengen. Op verzoek van Monseigneur Pierre de Dreux-Brézé (1811-1893), wordt de architect Jean Baptiste Lassus (1807-1857) gevraagd het kerkgebouw te vergroten door de bouw van een nieuw schip met narthex en een dwarsbeuk. Het Middeleeuwse deel moet het koor van die nieuwe kathedraal worden. Omdat het zandsteen van Coulandon, dat gebruikt is voor de bouw van oorspronkelijke kerk, niet voldoende voor handen is, kiest Jean Baptiste Lassus een witte steen uit Apremont. De verbouwing kan pas in 1854 beginnen, als Napoléon III een bedrag aan 1.500.000 frank voor de financiering vrijgeeft.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Moulins - Cathédrale Notre Dame
Als er met de fundering van de westgevel wordt begonnen stuit men op de oude slotgracht van het kasteel, waardoor er meer dan 8 meter moet worden uitgegraven. Bovendien wordt de bouw vertraagd door de aanvoer van de benodigde stenen en in 1857 sterft Jean-Baptiste Lassus. In 1859 maakt een inspectie van Viollet le Duc duidelijk dat de kwaliteit van de gebruikte steen zeer slecht is en alles waarmee men begonnen is moet worden afgebroken. Lassus’ opvolger Eugène Louis Millet (1819-1879) past het project aan. Zo wordt de westgevel met één travee kleiner en er komt geen dwarsbeuk. Ook zal men twee soorten stenen gebruiken: kalksteen van Chauvigny en andesiet van Volvic. Voltooid is de Neo-Gotische verbouwing in 1888 maar met architecturale Romaanse 13e eeuwse kenmerken .

Behouden blijft het Middeleeuwse deel met het merkwaardig rechthoekig afgesloten koor (1468-1507). Het heeft de Gotische uitstraling van de 15e eeuw, opgetrokken in flamboyantstijl. Hier dragen de zuilen versierde kapitelen en er zijn hoge ramen. De glas-in-loodvensters, waarvan sommige met afbeeldingen van laatste Hertogen van Bourbon, stammen uit de periode tussen 1430 en 1550, een tijdperk van overgang van Gotiek naar Renaissance. Zij hebben veel geleden tijdens de Franse Revolutie, maar ook storm en hagel in 1838 vernietigen de hoge ramen van het koor. Ook door de explosies in 1918 tijdens WOI brengen schade toe. Na WOII wordt atelier Chigot uit Limoges gevraagd ze te herstellen. Buiten kijken figuren in traditionele kleding van de Bourbonnais vanaf balustraden neer op de stad, een idee van Viollet-le-Duc. Zij zijn gekomen in plaats van de beeldhouwwerken, die tijdens de Franse Revolutie zijn vernietigd. Zo zijn ook binnen de versierde sluitstenen met blazoenen verminkt.

© Wikipedia
Moulins - Drieluik van de Meester van Moulins
Als je aan de westfaçade de kerk binnengaat, zie je aan weerszijden van de ingang een geschilderde Annunciatie uit de 18e eeuw. Maar het Gotische koor en kooromgang verdienen de aandacht met de 15e en 16e eeuwse gebrandschilderde ramen, waarop verschillende beroemdheden en adellijken van het hof van Bourbon staan afgebeeld. Het koor rondlopend zijn vallen in de verschillende kapellen kunstwerken op, beelden en schilderijen. Maar speciaal is de 'Chapelle de Ia Vierge Noire', een zwarte madonna van hout uit de 12e eeuw. Deze Madonna op haar “Zetel van wijsheid” is een kopie van die uit Puy en herinnert aan de tijd, dat Moulins van belang is als pleisterplaats voor de talloze pelgrims op weg naar Puy en het Spaanse Santiago de Compostela. Ook Jeanne d'Arc bidt hier bij haar bezoek aan Moulins in 1429. Er is een schilderij uit 1613, dat een Piëta weergeeft met St. Jan, de H. Magdalena en de twee abten van Cluny die begraven zijn in Souvigny, de H. Mayeul en de H. Odilon. Maar ook talrijke andere schilderijen uit de 17e eeuw sieren de kathedraal, zoals die van de H. Jozef in bewondering voor het Kindje Jezus, van de schilder Pierre Parrocel.

Maar bekijk naast het koor aan de noordzijde het schitterende . De stille getuige van de artistieke rijkdom aan het hof van Bourbons. Dit drieluik is in 1502 geschilderd in opdracht van Hertog Pierre II en zijn echtgenote Anne de France. Zij laten zich op de zijpanelen afbeelden met hun patroonheiligen. Links zien we Hertog Pierre II met St. Petrus, rechts Anne de France met de St. Anna en haar dochter Suzanne. Op het middenpaneel zien we de Kroning van de H. Maagd door twee engelen, een verwijzing naar de Apocalyps. Maria wordt omhuld door een zonnekrans en met de maan aan haar voeten. Zij kijkt neer naar het kind op haar schoot. Engelen kijken op het tafereel neer. Alles uitgevoerd in kleuren zijn van intensiteit van het geheel versterken. Achter deze meester van Moulins gaat wellicht de schilder Jean Hey (1475 –1505) schuil, zonder enige twijfel afkomstig uit de Vlaamse school.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Moulins - Poort Hôtel Demoret in de Rue d'Allier
De Rue de l'Ancien Palais inlopend, komen we bij een plein van dezelfde naam, waar in een 15e eeuws huis met een mooie binnenplaats het folkloristisch museum en dat van oud Moulins gevestigd is. Hier doen kostuums, meubelen en een compleet ingericht 19e eeuws interieur het verleden van Bourbonnais herleven. Op de begane grond bevindt zich een werkplaats van een klompenmaker en een touwslager. De Rue de l'Ancien Palais vervolgend zien we direct links de meest karakteristieke straat van oud Moulins, de Rue des Orfèvres, met mooie oude huizen. Speciaal no. 7 is een fraai vakwerk huis uit de 15e eeuw. Wanneer we de straat uitlopen, zijn we terug op de Place de l'Hôtel de Ville bij het stadhuis en de Tour de l'Horloge met Jacquemart. Langs het stadhuis gaat de route door de Rue de l’Epargne, waar we op de Rue d’Allier uitkomen bij het Hôtel Demoret.

Het Hôtel Demoret is nog een van de oudste voorbeelden van particuliere bewoning uit de tijd van de Hertogen van Bourbon, dat in 1440 door Guillaume Cadier is gebouwd ten tijde van Hertog Charles I op de plaats van een huis dat heeft behoord aan Jean Babutte, huismeester en secretaris van de Hertog Louis II, die er ook een particuliere kapel onderbrengt, waar Marie Babutte, de grootmoeder van Guillaume Cadier, haar laatste rustplaats vindt. Een groot spitsboograam, overblijfsel van deze kapel zijn nog zichtbaar in de kleine binnenhof van het Hôtel Demoret. In de 17e eeuw wordt Jean Coiffier, Heer van Demoret, eigenaar van het pand. Zijn wapenschild vinden we op de voorgevel boven de inrijpoort naar de binnenhof en geeft de naam Demoret aan dit huis, waarop in 1792 beslag wordt gelegd. In 1866 wordt het Hôtel Demoret door de stad Moulins gekocht en brengt men er de Tekenacademie onder en het Café Baguet en in 1893 de Gemeentelijke muziekschool. Nu is er het CIAP, Centre d’Interprétation de l’Architecture et du Patrimoine, gehuisvest. De buitenzijde is in Renaissance stijl opgetrokken en inrijpoorten geven toegang tot de binnenplaats waar de gevels opgetrokken zijn met vakwerk en een open galerij, die Gothische uitstraling heeft.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Moulins - Grand Café op het Place d'Allier
We vervolgen de wandeling door de Rue d’Allier tot op de kruising met de Rue de l'Horloge met verscheidene interessante oude huizen en de Rue de Ia Fléche waar we op de hoek een huis met façade uit de 15e eeuw zien. De gevelsteen geeft aan dat Jeanne d’Arc hier zou hebben vertoefd. Verderop door komen we langs het warenhuis Monoprix met een opvallende en uitbundige Art-Deco topgevel met mozaïek en een tweetal stadswapens van Moulins. Zo komen we op de Place d’Allier, het grote plein van Moulins, waar het Grand Café vinden we, een Bar-Brasserie, die een van de mooiste is van Frankrijk. Zij staat op de monumentenlijst, omdat het interieur en de aankleding in Belle-Époquestijl uit 1899 bewaard is gebleven. Een enorme schildering ter ere van Gambrinus, de god van het bier, omgeeft de drinker. Gebouwd in de stijl van Art-Nouveau met Neo-Rococo interieur met drankenbuffet en muren, die met spiegelwanden zijn bekleed, waarin de ruimte zich oneindig reflecteert en erg groot lijkt. De klok en de barometer zijn in een uitstekende staat.

Aan het einde van het Place d’Allier in de richting van de rivier de Allier staat aan de toegang tot het Quartier des Mariniers de Église Sacré Coeur, gebouwd aan het einde van de 19e eeuw. Op deze plaats heeft inde Middeleeuwen Hertog Louis II de Bourbon het gasthuis St. Nicolaas gesticht. Het klooster van de Jacobijnen vestigt zich hier na een verzoek aan Charles III van Bourbon. In 1791 wordt de kerk weer als parochiekerk St. Nicolaas in gebruik genomen, maar raakt door slecht onderhout in verval. Maar in 1838 dient Abt Martinet een verzoek in om er een nieuwe kerk te bouwen in Neo-Gothisch stijl. De opdracht wordt verstrekt aan Jean Baptiste Lassus (1807-1857), een volgeling van Viollet-le-Duc. De kerk wordt toegewijd aan het H. Hart, waar de broederschap van de vissers van de wijk St. Nicolaas als patroon vereren.

De Église Sacré Coeur is opgetrokken uit zandsteen van Coulandon en een perfect voorbeeld van de Neo-Gothische stijl van 13e eeuw. De voorgevel met aan beide zijde twee hoge vierkante klokkentorens heeft drie portalen met erboven een bogengalerij. Centraal op de gevel zien we een roosvenster en de gevel wordt bekroond met een monumentaal beeld van het H. Hart. De kerk is gebouwd volgens de vernieuwende concepten van het functionalisme in de architectuur van 19e eeuw. Een eenvoudig timpaan boven het centrale portaal beeldt een processie van vissers uit met op hun schouders een ex-voto in de vorm van een boot als symbool van hun beroep en teken van dank voor het nieuws kerk. Binnen zien we dat het grondvlak de vorm heeft van een Latijns kruis met een schip van vier traveeën en een koor dat door een brede dwarsbeuk gescheiden wordt. Boven de bogen zijn het triforium en hoge vensters. Een 15e eeuwse Piëta siert de toegang naar het koor en in een zijkapel vinden we een Gothisch Mariabeeld van het eind van 15e eeuw, beschermvrouwe van de vissers.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Moulins - Reliëf van Juan Palau in de Rue du Rivage (Quartier des Mariniers)
Als we vanaf de Église Sacré Coeur het Quartier des Mariniers inlopen door de Rue du Pont Ginguet komen we op de hoek met de Rue du Rivage aan een oud café “Aux Deux Ponts”. Op de zijgevel zijn enkele opvallende reliëfs van de Catalaanse beeldhouwer Juan Palau te zien, die al meer dan 50 jaren in Moulins woont. Men ziet en hoort weinig van het maar zijn beelden zijn alom in de regio aanwezig. Zo staat de bekendste sculptuur van hem op het Place des Martyrs. Deze reliëfs beelden grote wereldpersoonlijkheden uit de 20e eeuw zoals: Abbé Pierrre, Moeder Thérèsa, Charlie Chaplin, Albert Einstein en Mahatma Ghandi. Maar we vinden in deze straat ook het Musée de Batiment, een 18e eeuws vakwerkhuis waarin de geschiedenis van het bouwen is gehuisvest. Vanhier keren we terug naar het Place d’Allier waar we onze stadswandeling afsluiten en nagebieten in het Grand Café.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.

GIDSEN:

- Capitool Reisgidsen: Frankrijk, ISBN 90-410-1806-9
- ANWB Goud, Auvergne Ardeche, ISBN/EAN 9789018026042, € 18,95/€ 17,95



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 14-08-2009 door C.P.J. Aerssens