STADSWANDELING QUEDLINBURG
Bakermat van de Duitse Keizerdynastie

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Marktplatz met sculptuur Münzenberger Musikanten (1976)

Het stadje Quedlinburg ligt net ten noorden van de Harz, op en rond een van zijn heuvelachtige uitlopers, het Quedlinburger Sattel en twee van zijn heuvels, de Münzenberg en de Schlossberg, die binnen de stad liggen. Naar het noorden sluit de stad aan op de Noord-Duitse laagvlakte. Het oude stadscentrum ligt op de westoever van de rivier de Bode en is zeer rijk aan monumenten. Bijzonder is ook dat het middeleeuwse stratenpatroon goeddeels is behouden. Met meer dan 1300 schilderachtige, dicht opeengedrongen vakwerkhuisjes staat Quedlingburg sinds 2004 op de werelderfgoedlijst van de UNESCO.

Het gebied rond Quedlinburg is al sinds de oude steentijd bewoond. De eerste vermelding van Quedlinburg stamt van 2 april 922 als Villa Quitilingaburg. De Oost-Frankische koning Hendrik de Vogelaar heeft hier zijn favoriete Palts. Het is ook bij deze Palts dat Hendrik, tot dan Saksische hertog, tijdens de vogeljacht verneemt dat zijn tegenstrever Koenraad I van Franken hem heeft aangewezen om zijn opvolger als Duits koning te worden. Na zijn kroning in 919 wordt Quedlinburg feitelijk de eerste hoofdstad van het Heilige Roomse Rijk en bakermat van de Duitse Keizerdynastie. Na zijn dood in 936 wordt Hendrik de Vogelaar in de kapel van zijn Palts op de Schlossberg begraven. Zijn weduwe Mathilde sticht hier samen met zijn zoon Otto I een vrouwenabdij voor seculiere kanunnikessen en wordt ook hier begraven.

Vanaf 944 mag de rijksvrije abdij zijn eigen munten slaan en mede hierdoor kan zich onder aan de Schlossberg een handelsstad ontwikkelen met tolvrijheid in het gehele Duitse Rijk, wat bijdraagt aan de voorspoed van Quedlinburg. In de 12e eeuw wordt een nieuwe stad aangelegd buiten de stadsmuur met een geometrisch stratenpatroon: de Neustadt. Deze voorstad gaat in 1330 in Quedlinburg op en het geheel wordt met een nieuwe stadsmuur omringd. Later sluit de stad zich aan bij Niedersächsischen Städtebund, die in 1426 opgaat in de Hanze. Hanzestad Quedlinburg gaat zich steeds meer als een vrije rijksstad gedragen, wat ook blijkt uit de rijksadelaar die in deze periode in het stadswapen verschijnt. In 1477 moet Quedlinburg na een gewapend conflict het Hanzeverbond verlaten. Het blijft de stad economisch voor de wind gaan, zeker na de Dertigjarige Oorlog. Uit deze periode dateren de meeste van de bewaard gebleven vakwerkhuizen.

De abdij, sinds 1477 in handen van het Keurvorstendom Saksen, wordt in 1697 verkocht aan het Keurvorstendom Brandenburg. Met het Reichsdeputationshauptschluss in 1803 wordt het abdijvorstendom Quedlinburg opgeheven en gaan de gebouwen op de Schlossberg over in Pruisische handen. Tussen 1807 en 1813 maakt Quedlinburg deel uit van het Napoleontische Koninkrijk Westfalen. In Nazi-Duitsland wordt de Middeleeuwse geschiedenis van Quedlinburg aangegrepen voor propagandadoeleinden van de Derde Rijk ideologie. Maar Quedlinburg ontkomt tijdens WOII aan zware bombardementen en de historische binnenstad blijft gespaard. Toch raakt Quedlinburg in de periode dat het bij Oost-Duitsland hoort, sterk verwaarloosd. Maar na de Duitse hereniging in 1990 is langzamerhand weer geld beschikbaar gekomen voor restauratie en staat nu op de werelderfgoedlijst van de UNESCO.



ROUTEBESCHRIJVING QUEDLINBURG

We starten onze stadswandeling aan de Turnstrasse, waar een grote parkeerplaats met ondergrondse parkeergelegenheid een ideaal vertrekpunt is. Deze plek ligt direct naast het bankgebouw van de Kreissparkasse. Langs deze bank lopend, komen we op de splitsing van de Turnstrasse met de Adelheidstrasse. Hier vinden we een opvallend kunstwerk: de Heinrich Brunnen van de Quedlinburger kunstenaar Jochen Müller (2007). Het uitgebeelde tafereel geeft de legende weer van de eerste Duitse Keizer Hendrik 1 (876-936), Hertog van Saksen, bekend als Hendrik de Vogelaar. Als fervent vogelvanger op de Finkenherd in Quedlinburg krijgt hij in 919 het bericht dat hij tot Duitse koning is gekozen. Hertog Eberhard van Franken zet hem volgens die legende persoonlijk de kroon op. Maar het lijkt alsof Hendrik meer geïnteresseerd is in het vangen van de vogels dan in de koningskroon. De Rooms-katholieke kerk in de persoon van de bisschop, met zijn afwijzend handgebaar, is niet tevreden. Enigszins op de achtergrond staat op een lager niveau een vertegenwoordigster van het gewone volk. Deze boerin wendt zich met lege handen af, als teken van sociale tegenstelling. De geschiedschrijver lijkt weinig aandacht te besteden aan wat zich achter zijn rug afspeelt.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Beeldengroep van de kroning Hendrik I door de Quedlinburger Jochen Müller (2007)
De Turnstrasse wandelen we af in zuidelijke richting tot we aan het kruispunt bij de brug over de Bode komen. Hier steken we over en vervolgen onze route Am Schiffbleek, We zijn hier in een elegante wijk met huizen in Jugendstil. Aan onze linkerzijde is een klein parkje met een imposant weerstation en het monument voor Oberbürgermeister Dr Gustav Brecht (1830-1905), die verantwoordelijk is voor de aanleg van het waterleidingnetwerk van de stad. Op de kruising met de Kaiser Otto Strasse blijven we Am Schiffbleek naar rechts volgen en passeren het watertje van de Mühlgraben. Zo bereiken we de voet van de Schlossberg, die met de St. Servaaskerk en het Renaissance kasteel uit de 16e – 17e eeuw het silhouet van de stad bepaalt. Links af door de Wassertorstrasse gaat het naar boven. Om dan direkt naar rechts langs een steile trappengang door een nauw steegje tussen 2 vakwerkhuizen door de Schlossberg te bereiken. We houden links aan en langs idylische vakwerkhuisjes, waar kunstenaars huizen komen op een alleraardigst pleintje aan de voet van de steile toegang naar kerk en kasteel.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Schlossberg
Op dit pleintje valt meteen het geboortehuis op van Friedrich Gottlieb Klopstock (1724 - 1803) in Nedersaksische vakwerkstijl, dat behoort tot de vele architectuurmonumenten van Quedlinburg. In dit vakwerkhuis uit 1560 ziet de dichter in 1724 het levenslicht. Sinds 1899 is het een biografisch- literatuurhistorisch museum, dat een indruk geeft van het leven en werken van de belangrijkste dichter uit de “Sturm und Drang” periode. Friedrich Gottlieb Klopstock wordt beroemd met zijn grote epos “Der Messias” (1748-1773). Hij heeft een grote invloed gehad op onder anderen Goethe. Daarnaast komen ook Quedlinburgse tijdgenoten van Klopstock in het museum aan bod.

Onder de poort door links naast het Klopstockhaus vinden we aan de Finkenherd 5 de prachtige, onlangs vernieuwde Lyonel Feininger Galerie. Lyonel Charles Feininger (1871-1956), Amerikaan van Duitse oorsprong, is kunstschilder en karikaturist, die een gewaardeerd lid wordt van het fameuze Bauhaus in het begin van de vorige eeuw. In het werk van Lyonel Charles Feininger zijn sporen van kubisme, expressionisme, maar ook van het maniërisme zichtbaar. Als de NSDAP in 1933 aan de macht komt, wordt de situatie ondraaglijk voor Feininger en zijn vrouw die gedeeltelijk Joods is. Nadat zijn werk in 1936 als zogenaamde “Entartete Kunst” wordt aangemerkt emigreert hij met zijn vrouw in 1937 naar de Verenigde Staten. Hij laat schilderijen en etsen achter bij ene Dr. Hermann Klumpp die er na veel getouwtrek met de erfgenamen na de oorlog dit museum mee begon. De Lyonel Feininger Galerie wordt in 1986 geopend en is gewijd aan het werk van deze Amerikaanse schilder. De kern van de collectie bestaat uit de verzameling van de Bauhausarchitect Hermann Klumpp. Naast werk van Lyonel Charles Feininger zijn er in het museum ook schilderijen te vinden van Lovis Corinth (1858-1925), Wassily Kandinsky (1866-1944), Paul Klee (1879-1940) en Emil Nolde (1867-1956).

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Klopstockhaus
Op Schlossberg 9 vinden we het prachtig gedecoreerde woonhuis van de Duitse schrijver Nikolaus Dietrich Giseke (1724-1765) en vriend van Friedrich Gottlieb Klopstock. Nikolaus Dietrich Giseke is van 1754 tot 1760 hofprediker in Quedlinburg. In dit huis is ook zijn zoon Ludwig Giseke (1754-1842) geboren. Deze is vooral bekend als dichter van het beroemde Berezina-lied. De terugtocht van het leger van Napoleon over de Berezina bij Studjanka op 28 november 1812 wordt een mislukking. De Zwitserse Oberleutnant Thomas Legler, (1782-1835) zet het lied in temidden van zijn soldaten. Van de 4 Zwitserse regimenten overleven uiteindelijk slechts 300 de slag.

Vanaf het pleintje gaat naar links de steile toegang omhoog naar de boven Quedlinburg uittorende St. Servaaskerk en het kasteel, waarin het Schlossmuseum is ondergebracht. Door een tweetal versterkte toegangspoorten bereiken we een plateau, vanwaar we naar het noordoosten uitzicht hebben over de daken van het Middeleeuwse Quedlinburg met zijn verschillende torenspitsen. Archeologische opgravingen hebben hier in 2002 de halfronde apsis en de bijna 1,6 m dikke muren van de Middeleeuwse Romaanse kapel St. Michaël blootgelegd, waarvan in akte melding wordt gemaakt in 1317 en 1550. Ook machtige en sterke stutmuren maken duidelijk dat op deze smalle bergrug moeite gedaan is om terrassen aan te leggen, die ook als groentetuin dienst doen.

Het belangrijkste monument op de Schlossberg is onmiskenbaar de St. Servaaskerk, in 1129 ingewijd en één van de belangrijkste bouwwerken in Romaanse stijl. De driescheepse kloosterkerk is een van de belangrijkste kerkgebouwen in Duitsland. Het huidige bouwwerk is de vierde kerk die op deze plaats verrezen is nadat Hendrik de Vogelaar rond het jaar 936 hier een paleiskapel laat bouwen. De kerk zoals hij er nu staat, stamt grotendeels uit het einde van de elfde eeuw en is een vlakgedekte kruisbasiliek. De kerk heeft twee westtorens en een transept dat nauwelijks buiten de zijschepen uitsteekt. Het hoogkoor ligt boven de crypte waarin Hendrik 1 en zijn gemalin Mathilde begraven Liggen. Van kunsthistorisch grote betekenis zijn de grafstenen van drie abdissen van het Quedlinburger klooster uit de 11e tot de 13e eeuw.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Kapiteel middenschip St. Servaaskerk
Het middenschip en de zijbeuken worden gescheiden door afwisselend een kolom en twee zuilen: een zogenaamd alternerend stelsel. Zowel de zuilen als de kolommen zijn voorzien van fraaie kapitelen met typisch Romaans beeldhouwwerk. Evenals de friezen van het middenschip zijn deze vervaardigd door Italiaanse beeldhouwers. In een kleine ruimte van de noordelijke transeptarm bevindt zich de schatkamer met de domschat, een van de kostbaarste kerkschatten van de Middeleeuwen. Hoewel niet zo omvangrijk meer dan vroeger is dit één van de belangrijkste kerkschatten van Duitsland. De collectie omvat bijvoorbeeld een reliekenkistje van St. Servaas uit de 9e eeuw, het Karolingische Samuhel-evangeliarium en een rituele ivoren kam. Ook vandaag de dag nog ademt de domschat de glans van de Ottoonse keizerdynastie.

In het aan de St. Servaaskerk aangrenzende Schlossmuseum wordt de geschiedenis van Quedlinburg in het algemeen en die van de Schlossberg in het bijzonder uit de doeken gedaan. Het museum is gevestigd in de drie vleugels van een Renaissance kasteel uit de 16e en 17e eeuw dat de Schlossberg bekroont. Het interieur van het kasteel is zeer bescheiden doordat Jérôme Bonaparte de gehele inboedel liet verkopen mede om de Orde van de Kroon van Westfalen te financieren. In de collectie bevinden zich onder andere archeologische vondsten uit de bronstijd en een gouden ronde fibula uit de 7e eeuw. Ook zijn er enkele stijlkamers te bezichtigen. In de gewelven van de kelder, die uit 10e eeuw stamt, is het oudste stucwerk van Duitsland te vinden en is een tentoonstelling over de Ottonen ingericht. Hier wordt informatie gegeven over de Palts van Quedlinburg en hoe de Middeleeuwse geschiedenis van Quedlinburg door Heinrich Himmler, Reichsführer der SS, wordt misbruikt voor propagandadoeleinden van de Derde-Rijkideologie, als vanaf 1936 de sterfdag van Hendrik de Vogelaar op 2 juli grootschalig herdacht wordt. De St. Servaaskerk en de crypte van de St. Wigbertkerk worden ingericht als SS-heiligdommen.

© Bundesarchiv Bild 183-H08447
Quedlinburg - 1 juli 1938 Heinrich Himmler, Reichsfüher der SS, legt krans op het graf van Hendrik 1
De Schlossberg verlaten we langs dezelfde weg als we gekomen zijn. Voorbij het Klopstockhaus dalen we door de Finkenherd af, waar karakteristieke vakwerkhuizen het straatbeeld bepalen. Opvallend is heir ook het Hagensches Freihaus (1564-1566) op de hoek van de Finkenherd en de Lange Gasse. Op de Kruising met de Carl Ritter Strasse hebben we de mogelijkheid om naar links af te slaan door de Altetopfstrasse en een uitstapje te maken naar de Münzenberg, die naast de Schlossberg de tweede heuvel in het stadshart van Quedlinburg is. Hier sticht Abdis Mathilde in 986 voor het zielenheil van haar vroeg gestorven broer, Keizer Otto II een klooster. Tot aan de plunderingen tijdens de Boerenoorlog en de Reformatie, die in 1539 naar Quedlinburg doordringt, wonen hier Benedictinessen. Het klooster raakt in verval en de resten ervan bevinden zich nu onder de huidige bebouwing van de Münzenberg. Vanaf 1580 nemen ambachtslieden en kunstenaars bezit van de Münzenberg en bouwen kleine huisjes, die we nu hier nog aantreffen. In het museum is aandacht voor het voormalige klooster en het leven in deze karakteristieke wijk Münzenberg.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Verrassende ontmoeting Am Finkenherd
Terug op de kruising van de Altetopfstrasse, Carl Ritter Strasse, Lange Gasse en Hohe Strasse, wandelen we de Hohe Strasse in richting centrum. Rechtsaf door de Blasistrasse komen we bij Brauhaus Lüdde, een artistiek gerestaureerde brouwerij, welke we binnengaan door een poort uit 1876. Hier wordt in 1807 de Schreibersche Braunbierbrauerei gevestigd. In 1876 neemt Carl-Friedrich Lüdde uit Schöningen (Niedersachsen) de brouwerij over en legt de basis voor een succesvolle onderneming. Door het lage alcoholpercentage, is het licht zoete en met natuurlijk koolzuur bruine bier een gewaardeerde volksdrank, die in grote houten vaten afgevuld met paard en wagen en later met vrachtwagen op straat aan de klanten wordt verkocht. De bierkoetsier van Brauhaus Lüdde rijdt dagelijks een vaste route en de klanten worden door zijn belgeluid naar buiten gelokt om kruiken, kannen en emmers te laten vullen met het bruine bier met de legendarische naam “Pubarschknall”. Na WOII gaat het bergafwaarts met de brouwerij en in de DDR-tijd moet Georg Lüdde op 1 oktober 1966 Brauhaus Lüdde sluiten. Nu herbergt het Hotel "Zum Brauhaus" en nemen de voormalige, klassieke brouwketels een centrale plaats in op de overdekte binnenhof, waar nog steeds bier geschonken wordt.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Inrichting voormalig "Brauhaus Lüdde"
Verderop passeren we de fontein “Gärtnerjungen mit Hund” (1911) van de beeldhouwer Blazek en komen we aan de Blasiuskerk, die wellicht de oudste parochiekerk van Quedlinburg is. Nog voordat er naast de Schlossberg handelaren neerstrijken, ligt hier een buurtschap waarvan de naam niet overgeleverd is. Dit buurtschap bevindt zich aan de zuidkant van de huidige Altstadt en is later in Quedlinburg opgegaan. Van deze periode resteert nog de onderbouw van de zware westtoren van omstreeks 1000. Achter deze toren met de dubbele spits wordt in de dertiende eeuw een nieuwe Gotische kerk gebouwd. Deze wordt op zijn beurt tussen 1714 en 1723 vervangen door een Barok octogonaal kerkschip. Bezienswaardig in het interieur is het schitterende houtsnijwerken alsmede de indrukwekkende kansel. Het geheel wordt gecompleteerd met een mooi orgel en enkele kerkschatten. Tegenwoordig is de kerk in gebruik als tentoonstellings- en concertruimte.

Plotseling staan we op de Markt, het centrale plein van Quedlinburg met huizen uit de 17e en 18e eeuw. Wat het eerste opvalt is de sculptuur de Münzenberger Musikanten van Wolfgang Dreysse uit 1976. De open ruimte naar het noorden wordt volledig beheerst door het Vroeg-Gotische Raadhuis, dat in de huidige vorm stamt uit 1616. Volgens documenten wordt het eerste Raadhuis van de stad gebouwd omstreeks 1310. Na de verwoesting in het jaar 1477 wordt het raadhuis herbouwd. Het Raadhuis is versierd met een renaissanceportaal en geeft toegang tot het twee verdiepingen hoge gebouw, bekroond door een beeld dat de godin Abundantia voorstelt. Op het portaal prijkt het wapen van Quedlinburg met de Rijksadelaar, het wapendier van de stad en de hond Quedel, het symbool voor trouw en waakzaamheid. Op het plein voor het Raadhuis staat aan de linkerzijde tegen de gevel een bronzen beeld van de lokale held Roland. Dit beeld uit de late Middeleeuwen symboliseert de handelsvrijheid en stedelijk onafhankelijkheid. Het wordt in 1427 geplaatst als de stad toetreedt tot het Hanzeverband. maar al in 1477 zwaar beschadigd tijdens de opstand tegen abdis Hedwig van Saksen. Pas in 1869 wordt het beeld gerestaureerd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Sculptuur Münzenberger Musikanten van Wolfgang Dreysse (1976)
Door de Marktstrasse naast het opvallend gekleurde Café am Rathaus verlaten we het marktplein en staan even verderop aan de St. Benedictuskerk, een Laat-Gotische hallenkerk uit de 15e eeuw waarin resten zijn verwerkt van een eerdere Romaanse basilica op die plaats, zoals blijkt uit enkele Romaanse ramen. Het kerkgebouw wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1233 door haar ligging op een kruispunt van twee handelswegen. De voorgevel heeft 2 torens met verschillende spitsen en is in een overgangsstijl tussen Romaans en Gotisch gebouwd. Na een blikseminslag in de 16e eeuw krijgen de torens een nieuw dak.

De St. Benedictuskerk wordt gedragen door achthoekige pilaren en heeft een Laat-Gotisch koor met een Barok-Classicistisch hoofdaltaar uit 1700 naar een ontwerp van Leonhard Christoph Sturm uit Wolfenbüttel en door de Braunschweiger beeldhouwer Joachim Querfurt vervaardigd. In het interieur vinden we een doopvont uit 1648. De preekstoel stamt uit 1595, is van de hand van Georg Steyger en geschonken door de Familie Von Stamer. Het orgel is in 1888 geplaatst door orgelbouwer Ernst Röver uit Hausneindorf. Bijzondere aandacht verdient de Kalandskapel met een Gotische Mariaaltaar, een vleugelaltaar van omstreeks 1480 en het Laat-Gotische Vesperaltaar, ook een vleugelaltaar van rond 1500 op een Romaanse onderbouw. Hierop centraal een piëta, geflankeerd oor St. Nicolaas en St. Benedictus. Opvallend in deze kerk is dat een veelheid aan stijlen uit verschillende tijden te herkennen is: Romaans, Gotiek, Laat-Gotiek, Renaissance, Barok, Classicisme en Laat-Romantiek.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - St. Benedictuskerk, David met Harp
De St. Benedictuskerk is omgeven door een groot aantal vakwerkhuizen. De bestrating op dit Marktkirchhof doet vermoeden dat er sinds de opheffing van de DDR weinig gebeurd is! Op de hoek met de Kornmarkt staat het Goetzesches Mausoleum, een imposante begraafplaats van de Familie Goeze, een Barok bouwwerk met sierlijk smeedijzeren hekwerk, gebouwd in 1721 voor de koopman Johann Christoph Gebhard. In 1771 koopt de Familie Goeze de begraafplaats en Johann Andreas Goetze is de laatste die hier in 1801 wordt bijgezet.. Hieachter zien we aan de Kornmarkt de Brunnen im Neuendorf. Deze fontein van beeldhouwer Bernd Prof. Göbel (1989/1990) stellt een groot aantal figuren voor uit de stadsgeschiedenis van Quedlinburg, zoals de eerst vrouwelijke dokter van Duitsland, Dorothée Christiane Erxleben, Friedrich Gottlieb Klopstock, Carl Ritter, de hond Quedel, allegorische figuren als de landbouw en de bloementeelt. En natuurlijk ontbreken Hendrik I de Vogelaar, zijn vrouw Mathilde en abdis Mathilde niet.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Kornmarkt Fontein van Bernd Göbel (1989) met Hendrik I, Mathilde en abdis Mathilde
Vanhier wandelen we de Schmale Strasse in en dwalen door de Essiggasse naar de Breite Strasse met het gildehuis Zur Rose (1612) en verderop op nr. 53 gelegen Renaissance huis, dat ooit heeft toebehoord aan de apothekersfamilies Martin Matz, Casparus Schütz en Matthies Wagner. Door Kink en Pölle, Bockstrasse en Judengasse zwerven we, staatjes op en af lopend. We worden overrompeld door de vele vakwerkhuizen, waarvan het ene al beter en mooier is gerestaureerd dan het ander. Soms is toch te zien dat de tand des tijds heeft toegeslagen en er bouwval ontstaat. Aan de Pölle bij de Gutsmuths Strasse, haast verscholen onder enkele grote bomen staan we plotseling oog in oog met het beeld van Johann Christoph Friedrich Gutsmuths (1759-1839), die vanaf zijn hoge sokkel te wijde wereld inkijkt samen met zijn leerling Carl Ritter (1779-1859). Hier is staat ook zijn geboortehuis, dat in het kader van het 250-jarig jubileum van zijn geboortejaar met de modernste multimedia is uitgerust om het leven en werk van Johann Christoph Friedrich Gutsmuths onder de aandacht te brengen.

Johann Christoph Friedrich Gutsmuths is als leraar en pedagoog vooral bekend geworden om zijn rol in de ontwikkeling van de Lichamelijke Opvoeding en oefening. Het menselijk lichaam wordt als sleutel in de opvoeding gezien: de scheiding van lichaam en geest past niet in het opvoedingsproces en er wordt uitgegaan van het Philantropinisme waarbij het evenwicht tussen lichaam en geest zorgt voor een harmonische mens. Nadat op het Philanthropinum in Dessau als eerste school in Duitsland regelmatig lichaamsoefeningen worden gedaan, sticht Christian Gotthilf Salzmann (1744-1811) naar Dessauer voorbeeld in Schnepfenthal een school. Hieraan gaat Johann Christoph Friedrich Gutsmuths van 1785 tot 1839 werken. Zo kan hij de nadruk op de lichamelijke ontwikkeling van zijn leerlingen leggen en de aandacht vestigen op de pedagogische waarde van die lichamelijke oefeningen. Hij ontwikkelt een theoretisch gefungeerd en methodisch doordacht model voor de lichamelijke opvoeding middels praktisch toepasbare lichaamsoefeningen. Zijn standaardwerk "Gymnastik für die Jugend" uit 1793 berust op de grondgedachte die lichamelijke opvoeding in school te integreren. Hij is hiermee een van de grondleggers van de moderne Lichamelijke Opvoeding.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Johann Christoph Friedrich Gutsmuths (1759-1839) met zijn leerling Carl Ritter (1779-1859)
De jongeling die vanaf de sokkel met bewondering opkijkt naar Johann Christoph Friedrich Gutsmuths is eveneens een beroemde telg uit Quedlinburg. Het is Carl Ritter (1779-1859), geograaf en een van de grondleggers van de wetenschappelijke geografie in Duitsland. Al op jeugdige leeftijd verliest hij zijn vader. Zijn moeder krijgt voor het onderwijs van haar kinderen hulp van Johann Christoph Friedrich Gutsmuths. De jonge Carl Ritter volgt in 1785 zijn leraar Johann Christoph Friedrich Gutsmuths naar het Philanthropium in Schnepfenthal, een experimentele school gebaseerd op de principes van Rousseau en Pestalozzi. Centraal daarin stond de overtuiging dat begrip tot stand komt door zorgvuldige waarneming en niet door puur memoriseren. Carl Ritter zal elf jaar in Schnepfenthal blijven. Op zeventienjarige leeftijd verlaat hij Schnepfenthal, studeert in Halle en arriveert in het najaar van 1798 in Frankfurt am Main.

In 1820 wordt Ritter benoemd op de eerste geografische leerstoel van Duitsland aan de Friedrich-Wilhelm Universität in Berlijn, nadat hij in 1817 en 1818 de eerste delen van zijn levenswerk “Die Erdkunde” heeft gepubliceerd. Hij vertolkt als geograaf de ideeën van zijn tijd en kenmerkend is ook de inductieve werkwijze in de wetenschapsbeoefening van hem: Wetmatigheden kunnen alleen worden blootgelegd op basis van empirische waarnemingen. Met zijn grote aandacht voor het historische element heeft hij gepoogd geografie en geschiedenis te integreren in zijn studies. Zo beklimt Carl Ritter ook de Mont Blanc en publiceert daarover een boek in 1824, waarin hij niet alleen over de geschiedenis van de eerste beklimmingen schrijft, maar ook de natuur, de bevolking van Chamonix en omgeving beschrijft. Opmerkelijk hierin is zijn tegenwerping tegen zinloze "Gipfelstürmerei": niet het bereiken van de hoogste top is voor hem bepalend voor een succesbeleving, maar het bereiken van de plaats waar de "höchste Geistesempfindung" mogelijk is.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Schuhhof
Vanaf het geboortehuis van Johann Christoph Friedrich Gutsmuths wandelen we rechtsaf de Hölle in, gelegen tussen Pölle en Stieg. Het een gebied wat vroeger moerassig moet zijn geweest. Als we naar de naam Pölle kijken, afgeleiding van “poel”, die over een Stieg, wat zoveel betekent als “trapje”, te bereiken is. Het vakwerkhuis nr. 11 stamt uit het begin van de 13e eeuw en is het oudste vakwerkhuis van Quedlinburg. Even naar links en dan onmiddellijk onder de poort door betreden we de Schuhhof, het mooiste en kleinste steegje van de stad. Hier zijn ooit de huisjes en werkplaatsen van de schoenmakers geweest. Enkele van deze kleine huisjes hebben nog oude, neerklappende luiken, die gestut met een stok een perfect verkoopplateau vormen. Nu is er een Hotel “Vorhof zur Hölle”, een antiquariaat en een vakantiewoning. Door een smal poortje komen we op de Markt bij het Raadhuis.

Over het marktplein voert de route ons opnieuw langs de sculptuur van de Münzenberger Musikanten naar het hoek waar de Steinbrücke en Word begint. Hier door het voetgangerdomein passeren we de Mühlgraben en steken op het kruispunt door naar de Heiligegeiststrasse. Opvallend en in contrast met de vele vakwerkhuizen zijn in deze straat de statige Jugendstil of Art Nouveau optrekjes. Zo is hier het Bildungshaus Carl Ritter. Dit voormalige schoolgebouw aan de Heiligegeiststrasse 8 is 1 mei 1862 als nieuwbouw van het „Königlichen Gymnasiums“ in gebruik genomen, nadat op 27 maart 1860 de eerste steen is gelegd door burgemeester Gustav Brecht. Met een korte onderbreking tegen het einde van de oorlog, als het als ziekenhuis wordt ingezet, blijft het gebouw tot voor kort als Carl Ritter Schule in gebruik. Op het voorplein direct naast het toegangsportaal staat de onlangs gerestaureerde sculptuur van Philipp Melanchthon (1497-1560), rechterhand van Maarten Luther. Hij bouwt in de Reformatie in de Duits Lutherse gemeenschap een sterk humanistisch gericht schoolsysteem en wordt ook wel "de opvoeder van Duitsland" genoemd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Quedlinburg - Sculptuur Philipp Melanchthon voor het Bildungshaus Carl Ritter
De terracottafiguur van Philipp Melanchthon siert van 1862 tot 1912 de gevel van het Koninklijk Gymnasium, wordt dan weggehaald en in de St. Nicolaaskerk geplaatst, waar het beeld in 1967 wordt verwijderd en op het kerkhof onder de grond verdwijnt. In 1994 graaft leraar Horst Müller het beschadigde beeld op en deponeert het bij monumentenzorg. Na enkele omzwervingen is het gerestaureerde beeld sinds 2008 weer op een sokkel voor het Bildungshaus Carl Ritter geplaatst en in zijn volle glorie te bewonderen.

Net voorbij het Bildungshaus Carl Ritter komen we aan afslag met de Bahnhofstrasse en de Turnstrasse. De Turnstrasse inlopend zijn we aangekomen op het eindpunt van deze stadswandeling.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.

Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gewijzigd op 08-05-2009 door C.P.J. Aerssens