Deze tocht, die heel wat korter is dan de vorige, bedraagt 18 kilometer; er zijn weliswaar nog enkele beklimmingen en afdalingen, maar de hoogteverschillen zijn veel kleiner dan tijdens de vorige tochten. De tocht loopt nog gedeeltelijk door bossen, maar vooral door akkers en glooiende weilanden. We zullen bijna geen wild meer aantreffen maar weidevee, in het bijzonder ardenners, die prachtige kleine trekpaarden.
Uitgangspunt van deze dagwandeling vol beklimmingen en afdalingen is St. Hubert, hoofdstad van de Ardennen. We vertrekken vanaf de rotonde aan de Rue de Converserie en lopen we bij de rotonde de Rue St. Michiel in om direct naar rechts de Rue du Thiers in te gaan. Dit smalle straatje loopt steil op en al meteen aan het begin zien we de geel-witte markering van de Transardeense Route. Op dezelfde plek is ook het rood-witte teken van een GR te zien en de aanduiding van de Sentier Rhin-Meuse. Boven aan de helling hebben we terugkijkend een weids uitzicht op het stadje St. Hubert met de imponerende gevel van de abdij van St. Hubert (1729) en de oorspronkelijk laatgotische Sint Hubertusbasiliek uit de 16e eeuw. Hier slaan we links af de smalle Chemin de Palogne in, die na een poos overgaat in een hobbelig pad.
We vertrekken vanaf de Place Communale in het oude centrum van Nassogne, dat met bijna 5000 inwoners vermoedelijk één van de oudste plaatsen van de Ardennen is. Tijdens opgravingen zijn er immers neolithische overblijfselen gevonden en aan de hand van de plaatsnamen kan worden afgeleid dat er in de streek tal van megalieten zijn ontdekt zoals menhirs, dolmens, hunebedden. In de Romeinse tijd ligt het dorp aan de heirbaan van Bavay naar Trier. De geschreven geschiedenis van Nassogne begint in de 4e eeuw van onze tijdrekening, in 372 om precies te zijn, als Romeinse keizer Valentinianus er wetten afkondigt.Nassogne is dan keizerlijk jachtgebied; over de plaats waar de Romeinse villa ooit heeft gestaan, hebben de historici echter nog geen consensus bereikt. In de 7e eeuw speelt de Ierse heremiet Mono een belangrijke rol in de geschieden van Nassogne. Volgens de legende is St. Mono omstreeks 600 in Ierland of Schotland geboren. Op een pelgrimstocht naar Rome om er gewijd tot diaken gewijd te worden, ontmoet hij Jean l’Agneau, de bisschop van Tongeren-Maastricht die van de Eeuwige Stad terugkeert.
Met de hulp van bisschop Jean l’Agneau vestigt Mono zich in Gallië dichtbij de bron Nassonia. Hij richt er een oratorium en een hermitage op en begint het evangelie te verkondigen in de streek. Zijn enige metgezel is een getemd everzwijn. Op een dag graaft het met zijn snuit een wonderbaar metalen klokje op. Als Mono dit klokje luidt, weergalmt het tot in alle uithoeken van het bos en komen de mensen van overal toegestroomd om naar de prediking van de heilige man te luisteren. In 636 wordt Mono echter door jaloerse schurken overvallen en met een zwaard gedood. Na de plechtige begrafenis gaat de menigte naar zijn graf en smeekt hem om vrede en genezing. Al gauw gebeurden er wonderen en het nieuws van zijn dood verspreidt zich over heel het land. Heilig verklaard, geniet St. Mono een talrijk gehoor en volgens de “Legenda Aurea” heeft hij tal van zieken genezen.
Vandaag de dag wordt hij nog altijd vereerd, in het bijzonder tijdens de processie van de “Remuages”, de zondag na Hemelvaartsdag. Bisschop Jean l’Agneau laat na zijn dood onmiddellijk een kerk oprichten op de plaats waar de martelaar heeft geleefd. Tijdens een pelgrimstocht naar Nassogne verheft Pepijn de Korte (715 – 768) een eeuw later die kerk tot collegiale kerk en richt er een kapittel op van zes kanunniken en een proost, dat stand houdt tot de Franse Revolutie. Zo is Nassogne ongetwijfeld één van de eerste en grootste parochies van de streek en naar verluid strekt de invloedssfeer van Nassogne, op het einde van het Karolingische tijdperk, zich uit over een gebied van ongeveer 20.000 hectare.
Nassogne - Kerktoren Église St. Mono (1782)
De geel-witte markering van de Transardeense Route volgend komen we langs de Collegiale kerk St. Mono, die in verhouding met het dorp erg groot is. Het is een getuige van een cultus die zich rond St. Mono steeds verder heeft verbreid. Door de eeuwen heen is ze meerdere keren verbouwd. In 1661 wordt ze zelfs bijna volledig herbouwd, wat te lezen is in de datum, die als chronogram boven het portaal is aangebracht. Gelukkig blijft de Romaanse structuur van het koor bewaard. De bolvormige klokkentoren dateert van 1782. Binnen zien we een barok hoofdaltaar onder een schilderij van de Luikse schilder Englebert Fisenne (1655-1733), een preekstoel uit 1751 in Lodewijk XV stijl. In de zijbeuken vinden we vier engelen, die worden toegeschreven aan de beroemde Luikse Barok beeldhouwer Jean del Cour (1631-1707), leerling van de Italiaanse meester Gian Lorenzo Bernini, of aan zijn school, en verscheidene werken van hedendaagse kunstenaars, In het schrijn van St. Mono, een barokke sarcofaag uit het einde van de 17e eeuw in eik en linde, bevinden zich enkele beenderen en kledingstukken van de heilige alsook een scheenbeen van Jean l’Agneau. Het schrijn maakt deel uit van de “schat” van de kerk, evenals een reliekhouder uit de 13e eeuw, een monstrans die dateert van 1554, en vooral het ijzeren klokje, zogezegd van St. Mono, in een kastje met zilveren gravures (1594). Rondom de kerk ligt een oud kerkhof en een laan met lindebomen die geplant zijn in 1804.
Nassogne - Route d'Ambly
Door de Rue du Parvis komen we bij de Rue du Masbourg, die we oversteken en in westelijke richting door de Rue St. Fiacre verlaten we de bebouwing van Nassogne. Hier passeren we een kapelletje gewijd aan St. Fiacre, een Ierse monnik die een klooster in het Franse Meaux heeft gesticht en die een van de belangrijkste heiligen in Frankrijk is. Talrijke kerken en kapellen zijn aan hem gewijd, ook in België. We volgen het asfalt en dalen af door het Bois des Taureaux naar de kleine vallei van de Ruisseau de Warlet. Als we voorbij het bruggetje zijn waar de weg over het beekje loopt, volgen we aan onze linkerhand voor het wegkruis in een klein bosje een smal weggetje, de Route d’Ambly, dat glooiend oploopt door weiden en velden van Biermontoy. Ongeveer een kilometer verder nemen we niet de asfaltweg die rechtstreeks naar Masbourg afdaalt; maar wel een hobbelig pad aan onze linkerhand dat om een sparrenbos heen loopt en tenslotte afdaalt naar het gehucht Masbourg. Vlakbij het naar links in het bos gelegen kapelletje en een wegkruis bereiken we de eerste huizen van het dorpje. Een bankje biedt een mooie rustplek.
Masbourg in de lage vallei van de Masblette wordt ongetwijfeld al sinds onheugelijke tijden door de mens bewoond. Tijdens opgravingen zijn er immers een neolithische bijl en Romeinse graven teruggevonden. Toch is er over de geschiedenis van Masbourg nagenoeg weinig bekend. We weten alleen dat het dorp, dat nu onder het bestuur van de Gemeente Nassogne valt, in de Middeleeuwen een leengoed is van de heer van Mirwart. De economie steunt er nog altijd vooral op landbouw en bosbouw, immer 60 % van het grondgebied is bebost. Van architectonisch belang is de Église St. Ambroise, gebouwd in 1712, met een kleine kerkhofje en de twee oude linden voor het kerkportaal, de omliggende Ardeense huizen en vooral de grote boerderij met vierkante binnenplaats bij het verlaten van het gehucht.
Masbourg - Église St. Ambroise
De Transardeense route volgt vanaf ons rustpunt de hoofdweg 200 meter om vervolgens de brug over de Masblette over te steken. We slaan meteen rechtsaf en bij de tweesprong loopt de weg naar links in de richting van de Église St. Ambroise. Hier kiezen we voor de Rue de Mormont, die ons vanuit Masbourg naar Mormont voert.. De geel-witte tekens zijn duidelijk zichtbaar. Vanaf de boerderij klimt de weg vrij steil naar omhoog en slingert zich door het landschap met enkele mooie uitzichten op het dorp en de heuvels. Het is weer klimmen, want we verlaten opnieuw het dal. De route loopt door het uitgestrekt bosgebied. We volgen het asfalt van Rue de Mormont. Op de top loopt de asfaltweg in een vrij lange, rechte lijn door en draait plotseling linksaf. Hier gaat de Rue de Mormont over in de Rue Léon Herman. De tocht loopt verder langs de rand van het bos, op de hellingen van het gehucht Mormont, dat nog verschillende oude huizen in vakwerk bezit. Midden in het gehucht staat de in 1948 ingewijde Chapelle Notre Dame de Fatima met een opvallend klokje aan de gevel, dat aan de buitenzijde geluid kan worden.
Mormont - Chapelle Notre Dame de Fatima
Vanaf hier hebben we een prachtig uitzicht op de vallei van de Masblette met het “Musée de la Vie rurale en Wallonie”. We volgen het asfalt en houden buiten het dorpje de richting naar Awenne aan. Na goed één kilometer voorbij het bos aan onze linkerzijde passeren we een wegkruis en op het volgende kruispunt wandelen we rechtsaf naar Awenne. Zo bereiken we de eerste huizen van Awenne, in het Waals Nôwinne. Dit is afgeleid van het Latijnse “Aquana”, wat verwijst naar een vochtige plaats. De vondst van krabijzers, pijlpunten en gepolijste bijlen op het grondgebied van dit gehucht heeft aangetoond dat hier al sinds mensenheugenis bewoning is geweest. Toch is het moeilijk de geschiedenis van Awenne te reconstrueren. Maar verluidt bouwen de monniken van St. Hubert er een kerk in de 9e eeuw, maar er zijn echter nooit overblijfselen van teruggevonden. In de 19e eeuw is het dorp welvarend, vooral dankzij een plaatselijke ambacht: de klompenmakerij. In 1895 werken ongeveer 100 mensen in die sector; de inwoners staan overal in de Ardennen bekend als de Sabotîs d'Nôwinne, de klompenmakers van Awenne. Voor de Tweede Wereldoorlog zijn er nog slechts een vijftiental. Nu zijn de klompenmakers uit Awenne verdwenen. De welstand van de meester-klompenmaker uit de 19e eeuw is nu nog merkbaar in de straten van het dorp. Zo treffen we er bijvoorbeeld nog talrijke grote Ardeense huizen in blokken zandsteen aan, vooral in de omgeving van de parochiekerk St. Martin.
We lopen door de Rue J. Calozet en komen langs de Église St. Martin, die is opgetrokken in neogotische stijl (1881-1882). Het timpaan boven de hoofdingang beeldt de H. Martinus uit, die zijn mantel deelt met een arme. In de kerk bevindt zich een bezienswaardig hoofdaltaar, vervaardigd uit marmer en gemarmerd hout, gedeeltelijk polychroom en verguld, versierd met een groot beeld van St. Sebastiaan. Deze sculptuur, van de hand van Guillaume Evrard, is een juweeltje van de Luikse beeldhouwkunst. De beeldhouwer was in dienst van de Prins-bisschoppen van Luik. Het beeld dateert uit het begin van de 18e eeuw en sierde het privé altaar van de abt van St. Hubert. In 1797 wordt het door de Luikse revolutionairen te koop aangeboden. Sinds 1803 is het te bewonderen in de Église St. Martin van Awenne. Maar er is ook prachtig houtsnijwerk aan kansel, biechtstoelen en kruisweg te zien.
Awenne - Église St. Martin met fontein
Op het kleine pleintje voor de kerk staat ook een andere bezienswaardigheid van het plaatselijke erfgoed. Het is een van de 8 smeedijzeren fonteinen, die in dit dorpje zijn geplaatst in de 19e eeuw op kosten van de gemeente als gevolg van de vele en hevige dorpsbranden. Elke fontein bestaat uit een bekken in gietijzer met in het midden een fonteinpijp waaruit het water stroomt. Toch dienen ze nu niet meer als drinkplaats of waterbron voor de inwoners. Ze zijn onlangs gerestaureerd en tijdens de zomer worden ze met bloemen versierd. Op elke fontein prijkt de naam “Zoude Btre” en “1886”. Deze aanduiding gaat niet om een fabrieksmerk aangezien ze werden gegoten in 1859 door de hoefsmid van Forrières. Het is de datum van de eerste restauratie onder het burgemeesterschap van Prosper Zoude. Het voortdurend geluid van stromend water geven dit dorp een bijzonder fris cachet.
We gaan de Rue du Souvenir in en wandelen opnieuw langs zo’n typische smeedijzeren fontein tot voorbij het kerkhof en het standbeeld van het H. Hart. Vervolgens slaan we het tweede pad naar rechts in, dat kronkelend naar beneden loopt, langs de Ruisseau de Bellerose, die in een kleine ingesloten vallei ligt, waar het vaak erg modderig kan zijn. In het begin is het pad moeilijk begaanbaar door enkele ontwortelde bomen die de weg versperren. Na 1,3 kilometer in het onderhout, komen we, tegenover een vijver, op de Rue de Mirwart uit, de doorgaande weg van Awenne naar Mirwart. We steken de drukke Grand Route N803 over en vervolgen de Rue de Mirwart 3 kilometer tot we het dorpje Mirwart door de Rue du Bois d’Oingt bereiken. Boven het dorp links rijst het statige silhouet van de Église St. Roch uit. Ook deze kerk is in Neo-Gotische stijl tussen 1869-1870. Opvallend is het mooie in hout uitgevoerde hoofdaltaar. Hierop zien we boven de verrezen Christus met het kruis in de hand. Centraal op het altaar de kruisiging en graflegging van Christus, aan de zijkanten geflankeerd door de apostelen Petrus en Paulus. Zeer mooie gebrandschilderd glazen beelden de verrijzenis uit. Het kleine gepolychromeerde altaar en de kansel zijn van Jean William uit 1981. Dichte bij de kerk vinden we een sculptuur, die een zaaier voorstelt.
Awenne - Ruisseau de Bellerose
Mirwart is een bijzonder gezellige dorp met fraaie, oude huizen met vakwerkgevels opgetrokken in kalksteen, blokken zandsteen of baksteen. De bewoners hebben als bijnaam: “Paardenkoppen”. Zij hebben die te danken aan een oude legende waarin de heks van Mirwart ’s nachts in de gedaante van een paard met sardonisch gekrijs de bewoners van het gehucht en het nabij gelegen Smuid lastig valt. Ze slaan het paard dood en rijgen zijn kop op een spies, die naar Mirwart wordt gedragen. Later op de route zullen we de plek passeren waar dit voorval zich moet hebben afgespeeld.
Vanaf de Église St. Roch van Mirwart volgen we de Rue du Bois d’Oingt, die overgaat in de Rue du Château, die ons richting Château de Mirwart leidt. Het dorp wordt beheerst door dit kasteel, gelegen op een rotsachtige uitloper die zich uitsteekt boven een meander in het dal van de Lomme. Het is een U-vormig gebouw met op de vier hoeken een ronde toren. De achtergevel biedt uitzicht op het dorp, over uitgestrekte grasperken heen. Het kasteel kent een bewogen geschiedenis. Talrijke vernielingen en herstellingen hebben elkaar tot heden steeds weer opgevolgd. De oorsprong van dit kasteel gaat terug tot een vesting uit het begin van 11e eeuw, gebouwd door de Heren van Lotharingen om hen te beschermen tegen de strijdlustige Heren van Bouillion en Orchimont. Als schaamteloze onderdrukkers worden de Heren van Mirwart door de abdij van Saint Hubert tot de orde geroepen en vervolgens door de Prins-bisschop van Luik, Henri I van Verdun, die de monniken te hulp snelt, verdreven uit het gebied. Het is de abt van Saint Hubert die de vesting in 1083 laat ontmantelen. Dit gebeurt tegen de wil van Prins-bisschop Otbert, die na het verwerven van het domein van Mirwart, de vesting weer opbouwt. Hij staat na 1099 het gebied af aan Bovon van Waha. In 1293, wordt het domein door Jean van Avesnes gekocht, maar de verkoop wordt door de Prins-bisschop van Luik betwist. Dit conflict stelt Prins-bisschop Jean van Sponheim tegenover de Graven van Hainaut, Luxemburg, Namen, en Looz alsmede de Hertog van Brabant. Ze betwisten elkaar deze belangrijke heerlijkheid die zich over een ontzaglijk gebied uitstrekt, waarvan de economie op bosbouw en metaalnijverheid steunt.
Mirwart - Château de Mirwart
Het kasteel verandert vervolgens opnieuw van eigenaar en komt toe aan Jean van Luxemburg, die het bij gebrek aan financiële middelen van de hand doet aan Prins-bisschop Adolphe II van Marck. Onheil achtervolgt het kasteel door conflicten met Spanje, Oostenrijk en Frankrijk. In het begin van de 18e eeuw komt het kasteel in een rustiger vaarwater en het krijgt tussen 1706 en 1734 zijn huidige vorm en uitstraling als lustslot. In de 19e eeuw wordt het kasteel gekocht door de kristalontwerper Vonêche Houden-Gabriel d’Artigues, waarna het achtereenvolgens overgaat naar de families Van der Linden van Hoogvorst, d’Arrigade en Von der Becke. In de 20e eeuw raakt het kasteel in verval door vandalen en plunderaars, die een groot deel van het interieur en de versieringen vernietigen of weghalen. Nu is het in bezit van de provincie Luxemburg, maar duidelijk is te zien dat er weinig activiteit is waar te nemen.
We gaan even rechtuit en lopen voor het Château de Mirwart met de klok mee rond het kasteel en dalen af over Au Vieux Moulin naar de tweesprong aan het einde van de helling. Linksaf gaat de route over het asfaltweggetje Rue du Moulin naar het laagst gelegen gedeelte van de vallei van de Lomme. Zo bereiken we de Moulin de Mirwart, een voormalige watermolen gelegen aan het riviertje de Lomme, in een heel bosrijk gebied. Het natuurstenen gebouw met één verdieping is gerenoveerd, maar het waterrad is verwijderd. Het sluiswerk is nog wel aanwezig. Rond de molen is een parkje met zitbanken.
Mirwart - Le Vieux Moulin
De lange geschiedenis van deze watermolen is er een van welvaart, leegstand en verval en is nauw verbonden aan het bewogen verleden van het kasteel van Mirwart. In het originele gebouw, dat zich rechts van het huidige bouwwerk bevindt, stond de machinerie van de molen, één enkel rad, één paar molenstenen. Het was tevens de woonstede van de molenaar en zijn familie, tot een tweede rad wordt geplaatst. Ze vestigen zich dan een dertigtal meter naar achteren buiten het bereik van de overstromingen. In de loop van de 17e en de 18e eeuw wordt de molen verder uitgerust en herhaaldelijk verbouwd, waardoor het tweede rad kan worden verwijderd. Na de WOI van 1914-1918 wordt de watermolen volledig stilgelegd en vervalt beetje bij beetje tot in 1951. Dan koopt de Provincie Luxemburg de molen aan en verbouwt deze tot slaapgelegenheid voor wandelaars. Hier eindigt dit wandeltraject.
Charles Aerssens
Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.