STADSWANDELING TRIER
Te voet langs 2000 jaren geschiedenis

© L.A.W.V.VIA-VIA
Viehmarkt Platz - Reusachtige voet van Keizer Constantijn de Grote

Trier, hoofdstad van het gelijknamige regeringsdistrict en zetel van het bisdom Trier, ligt in een verwijding van het Moezeldal op de rechteroever van deze rivier, omringd door uitlopers van de Eifel en de Hunsrück. Het is de oudste stad van Duitsland, rijk aan vele historische gebouwen. Bovendien is Trier een cultureel centrum, een belangrijk verkeersknooppunt en handelsstad. Zware industrie komt in Trier niet voor, wel enkele leder-, textiel-, sigaren-, sigaretten- en tabaksfabrieken en enige brouwerijen. De stad is het middelpunt van het wijnbouwgebied aan de Moezel, de Saar en de Ruwer en bezit talrijke grote wijn- en sektkelders, in totaal voor 30 miljoen literwijn.

Trier heeft zijn tol in de Tweede Wereldoorlog moeten betalen, zij het gelukkig niet in die mate als Aken en Koblenz. Vele historische gebouwen zijn zwaar, echter niet onherstelbaar getroffen aan het einde van WOII. De geschiedenis van Trier gaat terug tot het begin van onze jaartelling. Het is gesticht in 15 voor Christus door keizer Augustus en krijgt de naam Augusta Treverorum. In tegenstelling tot alle andere Romeinse plaatsen in “Germania” is Trier uitsluitend een nederzetting geweest van burgers, die handel drijven met de soldaten aan de Rijn. Het is hierdoor tot grote bloei en rijkdom gekomen. Augusta Treverorum wordt de hoofdstad van dat deel van het Romeinse rijk, dat zich uitstrekt van Britannië tot Spanje. Tijdelijk is de plaats zelfs de residentie van de keizer, zij krijgt ter bescherming een vestinggordel, die een gebied van 285 ha omvat met een geweldige pronkpoort, de Porta Nigra, die 36 m lang, 30 m hoog en 21 m breed is. Het is zelfs drie keer zo groot als het Romeinse Keulen. Uit deze Romeinse glansperiode is veel behouden gebleven: het Amfitheater, de Barbara- en Kaiserthermen, de Basilika en de dubbele kathedraal onder de huidige Dom.

Als in 314 de eerste bisschop benoemd wordt, is de stad bisschopszetel geworden. In de middeleeuwen is de stad verschillende malen belegerd en gedeeltelijk verwoest, tot de aartsbisschoppen van Trier in de 12e eeuw keurvorsten van het Heilige Roomse Rijk worden. Ze zijn dit gebleven tot 1801, als Clemens Wenzeslaus aftreedt, omdat Trier bij Frankrijk gekomen is. In de politiek heeft de stad verder nooit veel te betekenen gehad. Er is echter ten noorden van de Alpen geen stad te vinden, waar alle tijdperken in de bouw- en kunstgeschiedenis vanaf de Romeinse periode tot in onze tijd toe, zo volledig vertegenwoordigd zijn.



ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING TRIER

We starten voor onze stadswandeling bij de Porta Nigra, ooit de noordelijke poort van de oude Romeinse stad Treveris. Twee machtige torens omsluiten een binnenhof van 16m bij 7m, terwijl door de twee poorten vroeger het verkeer van en naar de stad doorgang heeft. Het rijdend verkeer wordt er nu langs geleid, en de poort is slechts nog voor voetgangers toegankelijk. In een gedeelte van deze torenburcht woont omstreeks 1020 een Griekse monnik, Simeon. Na diens dood wordt de binnenhof van deze Porta Nigra volgestort en daarop twee kerken boven elkaar gebouwd. De onderste is een Pfarrkirche, de bovenste behoort aan het klooster, het Simeonstift, dat naast de poort gebouwd is. Gedeelten van dit Stift en de Romaanse kruisgang zijn behouden gebleven. In de noordelijke vleugel is het Städtisches Museum ondergebracht in de oostelijke het Fremdenverkehrsamt, terwijl de binnenhof in de zomer gebruikt wordt als terras. Tijdens de Franse bezetting moet op bevel van Napoleon alles van de Porta Nigra verwijderd worden wat niet tot het oorspronkelijke Romeinse gebouw behoort. Alleen de mooie Romaanse apsis blijft behouden. In 1876 wordt de doorgang van de poort tot op de oude Romeinse straat (3-5 m lager) blootgelegd. Het Städtisches Museum bevat verzamelingen Koptische stoffen, schilderijen en plastieken van de middeleeuwen tot nu.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Trier - Porta Nigra
Langs de Porta Nigra gaat het door de Simeonstrasse richting Hauptmarkt. Op nummer 19 aan onze linkerzijde staat het “Dreiköningenhaus", een Vroeggotisch woonhuis met Romaanse grondvesten uit de 13e eeuw dat zijn naam dankt aan een schilderij van de drie koningen dat ooit hier gehangen heeft. Oorspronkelijk heet dit huis "Zum Säulchen" en stamt uit 1230. De toegang lag op de eerste verdieping, nu nog duidelijk zichtbaar boven de huidige deur, kon alleen door een ophaaltrap bereikt worden. De trap werd bij gevaar opgehaald om have en goed te beschermen. De huidige toegang is later gebouwd en in de 19e eeuw is het pand volledig aangepast. De laatste restauratie is van 1973. Aan het eind van de straat op de hoek met de Hauptmarkt liggen nog enkele vakwerkhuizen uit de 16e en 17e eeuw met prachtige vakwerkgevels. Tussen de huizen ligt de ingang tot het vroegere Ghetto.

Zo komen we op de Hauptmarkt, een nog enigszins middeleeuws aandoend driehoekig plein, dat uit de 10e eeuw stamt. Het plein is bijzonder charmant en wordt gerekend tot de mooiste van Duitsland. In het midden van het plein staat een kopie van het marktkruis, in de 958 opgericht als teken van het verworven recht om er markt te houden. Het origineel bevindt zich in het Städtisches Museum. Op het plein staat eveneens een fontein uit 1595, ontworpen door Hans Rupprecht Hoffmann (1545-1617), en wordt bekroond door de St. Petrus, de stadspatroon van Trier. Deze apostel is te herkennen aan zijn attributen, een boek (het evangelie) en een zilveren en een gouden sleutel (de sleutels van de hemel en de hel, een verwijzing naar zijn bevoegdheid te excommuniceren of absolutie te schenken). Hij wordt vaak afgebeeld in een gele of zilveren mantel. De vier charmante vrouwen onder hem hebben eveneens een didactisch moraliserende betekenis. Het zijn de vier hoofddeugden: verstand, rechtvaardigheid, gematigdheid en kracht.

Het marktplein wordt omgeven door een aantal oude gebouwen. Op de zuidwestelijke hoek van de markt staat nog de Hofflügel en de Ratskeller van de in 1944 verwoeste Steipe, een op “stutten" (Steipen) staand een laatgotische patriciërswoning uit 1430-1483, die diende als wijn- en feestgebouw van de gemeenteraad. Het toont met zijn uiterlijk van weerbare kantelen en figuren de bereidwilligheid tot verdediging van de burgerstad. Beeldhouwwerk siert de gevel. Het zijn de afbeeldingen van de vier stadsheiligen St. Petrus, St. Helena, St. Jacobus, en St. Paulus en 2 ridders (originelen bevinden zich in het Städtisches Museum). Het gebouw is na WOII rond 1970 gerestaureerd. Naast de Steipe staat het Rotes Haus, een barok gebouw uit 1614, dat eveneens gedeeltelijk verwoest werd en dat een merkwaardig opschrift draagt: “Ante Romam Treveris Stetit Annis Mille Trecentis”. Volgens deze spreuk bestaat Trier 1300 jaar langer dan Rome, ongetwijfeld een mythe die in de Middeleeuwen ontstaan is.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Trier - Hauptmarkt met Hofflügel en Ratskeller
Aan de zuidzijde achter een rij huizen staat de Marktkirche St. Gangolf uit de 13e en 14e eeuw. De oostkant van de St. Gangolf grenst bijna direct aan de Grabenstrasse. De oorsprong van deze kerk gaat terug tot 958 maar is tussen 1284 en 1344 door nieuwbouw vervangen. Met het huidige Laat-Gotische bouwwerk is men bij een restauratie omstreeks 1500 begonnen en de Barokke elementen zijn tussen 1731 en 1746 toegevoegd. De gebrandschilderde ramen van Charles Crodel (1894-1973) uit 1966 laten al die elementen van de verschillende bouwperioden samenkomen. De toegang tot de kerk is vanaf de Hauptmarkt en vinden we die onder aan de kerktoren. Het is een mooie barokpoort uit 1732 van de hand van de Augustijner broeder Josef Walter.

Aan de oostzijde van de Hauptmarkt betreden we door de Sternstrasse langs het barokke panden van de zogenaamde Alte Regierungsgebäude, die in 1705 gebouwd zijn, de Domfreihof, een groot plein waaraan het Palais Walderdorff ligt. Maar alles overheersend is hier de Dom van Trier en de onmiddellijk daarnaast gelegen Gotische Liebfrauenkirche. De Romaanse Dom en de Liebfrauenkirche zijn gebouwd op de fundamenten van een dubbele kerk uit de tijd van keizer Konstantiin (320), die al is gebouwd op de overblijfselen van een Romeins paleis, waarvan in 1946 nog resten van schilderingen uit een pronkzaal geborgen zijn. Een plafondschildering met afbeeldingen van keizerinnen is in het bisschoppelijk museum te bezichtigen.

De grote Dom van Trier wordt tegen het eind van de 4e eeuw uitgebreid met een mooie vierkante hal aan de oostzijde, het 30 m hoge middenschip van de Dom. Het plafond wordt gestut door vier zware, 18 m lange en 1,50 m dikke zuilen, die in het Odenwald uit syeniet gehouwen zijn. Resten van deze zuilen zijn te zien voor de westelijke toren (Domstein) en in de tuin van de kruisgang. De kerk is verschillende malen verwoest. Pas in 1016 wordt de vierkante hal weer opgebouwd en wordt begonnen met het gebouw zoals het nu nog bestaat. Geleidelijk ontstaan de Hallenkirche, de oostelijke en de westelijke crypte en het oostelijke koor. Dit alles wordt in de 13e eeuw door een Laat-Romaans kruisgewelf overspannen. Pas in 1702 is hieraan de Schatzkammer toegevoegd en spoedig daarna wordt, na een brand, het interieur in barokstijl versierd. De verschillende bouwperioden zijn het best te zien aan de noordelijke buitenmuur in de Windstrasse. Het interieur heeft door de Romaanse vormen van het gebouw en de barokke inrichting een bijzondere bekoring. In de kerk zijn verschillende graven van aartsbisschoppen, en vele zijn bijzonder fraai uitgevoerd. Mooi is ook de preekstoel, een meesterwerk in Renaissance stijl, vervaardigd in 1572.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Trier - Dom van Trier
In de Domschatzkammer wordt de “Heilige Rock Christi" bewaard in een kostbare schrijn. Verder zijn hier o.a. een Romeinse drinkschaal (3e eeuw), de Egbertschrijn, ook wel genoemd Andreas Tragaltar (10e eeuw), prachtige middeleeuwse boeken met miniaturen, vele oude handschriften en het oudste notenschrift te vinden. Aan de zuidzijde, naast de deur van de sacristie, is de ingang tot de kruisgang. Hierin bevinden zich de graven van de Domheren en de wijbisschoppen. Deze kruisgang staat ook in verbinding met de Liebfrauenkirche, die in 1270 op de zuidelijke fundamenten gebouwd wordt. Zij is een der eerste Gotische kerken in Duitsland. De vorm is zeer opmerkelijk, n.l. een kruisvorm met in de kruishoeken een krans van kapellen en beelden. In de doopkapel, de vroeger sacristie, is het noordelijk portaal, rijk versierd met beeldhouwwerk. Hier is ook ondergebracht een piëta, die gesneden is uit het eikenhout van de in 1944 gedeeltelijk verbrande oude klokkenstoel. De noodvensters van gekleurd glas in de kerk zullen nog vervangen worden door glas-in-lood ramen.

Na een bezoek van deze beide kerken lopen we de Liebfrauenstrasse in en komen voorbij het Palais Kesselstatt, gebouwd in 1740-1745. Van hier wandelen we linksaf door An Der Meerkatz de en komen op de Konstantinerplatz bij de Roter Turm, een uit 1647 stammend kanseliers- en archiefgebouw. In 1830 met een verdieping verhoogd door architect Johann Georg Wolff (1789-1861). Maar het meest imponeert toch op de Konstantinplatz de Romeinse Basilica. De Basilica, vroeger Aula Palatina genoemd, behoort tot de grootste en meest indrukwekkende gebouwen uit het Romeinse Trier. Het is een uit baksteen opgetrokken gebouw, dat waarschijnlijk omstreeks 310 gebouwd is, tijdens de regeringsperiode van Constantijn de Grote (306-337). De Basilica maakt deel uit van het keizerlijk paleis, namelijk de troonzaal: 30 meter hoog, 27 meter breed en 67 meter lang. Met de grootte van het bouwwerk willen de Romeinen de grootsheid en macht van de keizer benadrukken. Deze intentie wordt versterkt door een optische illusie, die de zaal nóg groter doet lijken. Deze hal is de grootste die intact gebleven is uit heel de Romeinse oudheid, voorzien van een vloerverwarmingssysteem. Opgravingen hebben aangetoond, dat deze basiliek gebouwd is op fundamenten van een vroeger koningshof. Het gebouw wordt zetel van de Frankische koningen na de val van het Romeinse Rijk (475) en later onder aartsbisschop Johann I. (1189-1212) omgebouwd tot een burcht, en gebruikt als aartsbisschoppelijk paleis geweest. In 1614 wordt het uitgebreid met 3 nieuwe paleisvleugels. Bij de bezetting door Napoleon krijgt de Basilica de functie van kazerne, die ze ook behoudt in de Pruisische tijd. Vele Pruisische militairen en beambten zijn Evangelisch-Luthers en hebben behoefte aan een eigen kerk. Daarom wordt in 1846 de Aula ingericht als de eerste Evangelisch-Lutherse Kerk in Trier en voorzien van een schitterend orgel. In 1944 wordt het gebouw verwoest door oorlogsgeweld en weer hersteld in 1956 opnieuw als Evangelisch-Lutherse kerk in gebruik genomen. Sedert 1986 staat de Basilica op de UNESCO Werelderfgoedlijst.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Trier - Basilica met houten plafond
Vanuit de Basilica staan we direct bij het aangrenzende, aangebouwde Kurfürstliche Palast. Wel twee heel verschillende bouwstijlen! De Barokke zuidgevel is evenwichtig en speels en de in rood en grijs geverfde delen zijn elegant met goud opgesmukt. Het geheel wordt gezien als een van de mooiste Rococo paleizen. Na de Romeinen en Frankische koningen is sinds 902 dit gebouw zetel van de aartsbisschoppen van Trier. In 1615 laat Kurfürst Lothar von Metternich de huidige noord- en oostvleugel van het Kurfürstliche Palast bouwen. De west- en zuidvleugel komen tot stand onder Philip Christoph von Sötern en worden voltooid door Caspar von der Leyen. De zuidvleugel wordt pas in 1756 aangebouwd. Binnen vinden we een fraaie trap in Rococostijl van de kunstenaars Johannes Seiz (1717-1779) en Ferdinand Tietz (1708-1777). Tot 1774 huizen hier de kerkelijke en wereldlijke machthebbers. Franse troepen vestigen er dan na hun bezetting een ziekenboeg en vervolgens zijn het de Pruisen in 1814, die het paleis ombouwen tot kazerne. Dit blijft tot 1918. Na de verwoestingen van WOII wordt het Kurfürstliche Palast in 1956 weer in gebruik genomen.

Vanaf het terras kijk je uit over de fraaie Barokke paleistuin met zorgvuldig aangelegde bloemenperken, die het geheel opfleuren. Elegante Rococo-beelden van Ferdinand Tietz en zorgvuldig aangelegde bloemenperken fleuren het geheel op. Dit alles toont als in 1753. Na de bezetting van Trier door de Franse troepen (1794) wordt de tuin een openbare plein en van 1814 tot 1918 is het exercitieplein van de Pruisen. Tijdens het Derde rijk is dit plein “Platz für Aufmärsche”. Na WOII wordt de tuin in haar oorspronkelijke glorie hersteld als een tuinarchitectisch sieraad, dat de pracht en macht van de keurvorsten en aartsbisschoppen van welleer in herinnering brengt. Wij verlaten de paleistuin aan de zuidzijde naar links en lopen door langs het poortje in de middeleeuwse stadsmuur, dat uitkomt bij het Rheinisches Landesmuseum, een oudheidkundig museum uit 1877, dat de geschiedenis van Trier en zijn omgeving laat zien vanaf van de prehistorie tot de 19e eeuw. Tot de hoogtepunten uit de prehistorische vondsten behoren enkele Keltische gesmede siervoorwerpen uit ca. 400 voor Christus. Het museum is vooral bekend omwille van zijn Gallo-Romeinse collectie. Beroemd is het is bijzonder goed bewaard gebleven wijnschip van Neumagen uit 220 na Christus. Het bekroonde een groot grafmonument. Het schip met tonen geeft aan dat de overledene rijk is geworden door de handel. Het museum is ook interessant omwille van het grote aantal Romeinse mozaïeken. Er zijn verder veel middeleeuwse beeldhouwwerken te zien afkomstig uit kerken en ook Renaissance en Barok zijn vertegenwoordigd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Trier - Het Kurfürstliche Palast
Aan de Olewigerstrasse wijst een bord ons richting Romeinse amfitheater, dat rond het jaar 100 uit kalkzandsteen gebouwd is tegen de helling van de Petrisberg. De arena beschikt over zo’n 20.000 zitplaatsen. Het amfitheater is het oudste Romeinse bouwwerk in Trier. De arena was 75 m lang en 50 m breed. Het oostelijk gedeelte is uit de bergwand gehouwen, het westelijk kunstmatig opgehoogd. In de 3e eeuw wordt het in de verdediging van de stad opgenomen. De noordelijke toegangspoort van het amfitheater is tevens de oostelijke poort van de stad. Het imponerende complex is door een verdedigingsmuur omringd. Door de grote openingen werden kooien met dieren getransporteerd. De grote kelder onder de arena diende voor de ter dood veroordeelde gevangenen. Ook de wilde dieren zoals leeuwen en tijgers waren daar gehuisvest. Het geluid van deze dieren moet angstaanjagend geweest zijn voor de gevangenen die veelal dienden als levend voer. In de middeleeuwen dient het als steengroeve.

We staan op dit punt tegenover de Kaisertermen. De restanten van dit keizerlijke badhuis dateren uit de 4e eeuw met warm- , lauw- en koudwaterbaden. Het ondergrondse gangenstelsel en de daaraan verbonden stookplaatsen zijn het beste bewaard. De ruines van de warmwaterbaden vallen het meeste op aangezien het de enige bovengrondse muren zijn die nog overeind staan. Het monumentale symmetrische gebouw was voorzien van veel luxe en comfort, zoals vloerverwarming. Marmeren beklede muren, mozaïek, schilderingen en beeldhouwwerken streelden het oog. Opmerkelijk is dat het gebouw nooit als zwem- en badgelegenheid in gebruik genomen is en nog voor de voltooiing is verbouwd. Hoogstwaarschijnlijk heeft het een functie gekregen in het gebouwencomplex van het keizerlijke paleis, later als burcht van de Frankische gouwgraaf en daarna als bolwerk in de middeleeuwse stadsverdediging.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Trier - Kaisertermen
Bij de grote rotonde gaan we rechts af de Kaiserstrasse in en lopen door tot de Barbarathermen. Dit oude badhuis is het derde grootse badhuis van het Romeinse Rijk en is zelfs enige tijd het grootste van het Romeinse rijk. Het betreft een badpaleis uit de 2e eeuw (ca. 180 na Christus) waarvan momenteel 1/3 is blootgelegd. Er is weinig van het complex dat de tand des tijd heeft doorstaan. Overgebleven zijn fundamenten, keldergangen en een deel van het vloerverwarmingssysteem. De Barbarathermen zijn tot de 17e eeuw gebruikt als burcht en in de loop der tijd heeft men dit bouwwerk uitgekleed. In 1610 hebben de jezuïeten een grote kaalslag veroorzaakt door er bouwmaterialen te ontginnen voor hun kerk en college.

Bij de Barbarathermen slaan we rechts de Lorenz Kellnerstrasse in om richting centrum te lopen. Zo komen we aan de Karl Marx Strasse en slaan rechtsaf. Hier op de hoek vinden we aan de gevel een monument dat de kruisiging van Christus weergeeft. Deze straat gaat over in de Brückenstrasse, waar op nummer 10 het Karl Marx Haus staat, het geboortehuis van deze vermaarde cultuurfilosoof, schrijver en grondlegger van het moderne socialisme. Karl Heinrich Marx is hier op 5 mei 1818 geboren als zoon van Heinrich Marx en Henriëtte Preszburg. Het gezin verhuist al snel naar Simeonstrasse 8, vlakbij de Porta Nigra, en blijft daar wonen tot hij, na het voltooien van zijn middelbare schoolopleiding aan het plaatselijke gymnasium, naar Bonn vertrekt om rechten te gaan studeren. Het Karl Marx huis wordt pas in 1904 als geboortehuis van Marx geïdentificeerd. In 1928 komt het in handen van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD), die het op 5 mei 1931 heeft willen openen als gedenkteken voor Marx. De toenmalige gespannen economische en politieke toestand nopen echter tot uitstel. In mei 1933 wordt het door de nazi’s bezet en onteigend. Tot het eind van WOII is het in gebruik als partijgebouw en zetel van de nationaal-socialistische krant Nazionalblatt. Direct na de oorlog komt het huis weer toe aan de SPD en op 5 mei 1947 krijgt het zijn bestemming als gedenkplaats terug. Het Karl Marx-huis is heropend in 1983, ter gelegenheid van de herdenking van zijn honderdste sterfdag, na een grondige verbouwing.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Trier - Hoek Lorenz Kellnerstrasse met Karl Marx Strasse
Vanuit de Brückenstrasse gaat het rechtsaf de Stressemannstrasse in. We komen langs de St. Antoniuskirche, een kerk met twee beuken en toren gebouwd tussen 1458 en 1514, als de oorspronkelijke kapel wordt vergroot en tot parochiekerk verheven. Het vermoeden bestaat dat deze verbouwing samenhangt met de eerste bedevaart naar Trier, naar de H. Rok van Christus in 1512. De huidige asymmetrische bouw is tot op de dag van vandaag behouden. In 1674 verwoesten de Fransen het interieur van de kerk. Tijdens de restauratie tussen 1892 en 1912 krijgt de St. Antoniuskirche een Neogotische uitstraling. Een luchtaanval van de Geallieerden op 21 december 1944 verwoest alles. De Trierer architect Heinrich Otto Vogel (1898-1994) heeft de leiding bij de wederopbouw, die op 22 januari 1950 klaar is. In de jaren 1974/1975 wordt de kerk nogmaals gerestaureerd. In de kerk zijn het rechtopstaande grafmonument van burgemeester Cornelius Schott en zijn vrouw(1607) van de beeldhouwer Hans Ruprecht Hoffmann (1545-1617), het Maria Hemelvaart (1617) en de Rococo preekstoel (1762), die uit de voormalige Trierer Dominikanerkerk stamt, opvallende monumenten. De gebrandschilderde ramen zijn van de hand van Trierer Glaskunstenaar Jakob Schwarzkopf (1926 – 2001).

Op het grote plein “Am Viemarkt” aangekomen springt direct het modern glazen gebouw van de thermen in het oog. Het is ontworpen door Oswald M. Ungers en beschermt de bloot gelegde archeologisch vondsten uit het jaar honderd jaar na Christus tegen weersinvloeden. Deze zijn tijdens bouwwerkzaamheden in 1987 ontdekt. Vooral het koudwaterbad is goed bewaard gebleven. Verder zijn de restanten van twee hete water baden, ondergrondse buizen, enkele muren en fundamenten bewaard gebleven. Deze vondsten bevinden zich onder een voormalig Kapucijnenklooster waarvan er eveneens resten zijn te zien. Ook zijn er twee oude kerkhoven. Opvallend is ook de kollosale voet van Keizer Flavius Valerius Constantinus, bekend als Constantijn de Grote, Romeins Keizer van 3006 tot 337. Deze bijna 2 meter lange en 1,5 meter hoge in beton uitgevoerde voetafdruk, die met nog 8 andere exemplaren in het kader van een jubileum van de Basilika her en der in Trier zijn opgesteld, is een publiekstrekker. Deze voet heeft ook van historische waarde en roept herinneringen op aan het imposante beeld dat Constantijn liet oprichten na zijn overwinning op Maxentius aan de Ponte Milvio over de Tiber in Rome (312).

© L.A.W.V.VIA-VIA
Trier - Handwerkerbrunnen
Wij vervolgen onze wandeling door de Fahrstrasse en komen langs de Handwerkerbrunnen. Deze in messing uitgevoerde fontein beeldt een levensboom uit met ambachten en is een meesterwerk van Duitse smeedkunst, aangeboden bij het 2000-jarig bestaan van Trier. Even verderop in de Neustrasse gaan we linksaf naar de Kornmarkt. Het is sinds 2003 een modern ingericht verkeersvrij plein met aan de westzijde de Sankt Georgsbrunnen, in 1750 door Hofbaumeisters Johann Seitz (1717-1779) voor Kurfürst Franz Georg von Schönborn (1682-1756) opgericht. Aangebracht zijn voorstellingen van de 4 jaargetijden en boven op de bijna 11 meter hoge zuil staat St. Joris in gevecht met de draak. Het is een van de mooiste Rococo fonteinen in Duitsland. Het plein wordt door een tweetal gebouwen gedomineerd. Allereerst het aan de zuidzijde gelegen Franse Casino in Classisistische stijl opgetrokken. Gebouwd in 1824 door Johann Georg Wolff (1789 –1861). In WOII is het Casino bijna volledig verwoest en daarna met behoud van de oude gevel opnieuw herbouwd. Het heeft toentertijd dienst gedaan als officiersonderkomen van de in de stad gestationeerde Franse troepen. Nu is er een horeca gelegenheid ondergebracht. Aan de westzijde vinden we het postkantoor met barokke gevel. Door de Fleischstrasse, een drukke winkelstraat, keren we terug naar de Hauptmarkt, waar we onze stadswandeling afsluiten.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.

Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gewijzigd op 04-12-2007 door C.P.J. Aerssens