[IMAGE]

Met de wetenschap dat we het afgelopen jaar aan de late kant waren met het reserveren van “ons” huisje in Laidprangleux en we noodgedwongen moesten uitwijken naar een nieuw onderkomen in Blier, Ferme de Blier van de familie Quirynen, heeft Charles dit jaar meteen na de zomervakantie contact gezocht met Anne-Françoise Daco in Bois de Tave. Dit jaar gaat het wel lukken. La Spinette wordt weer gereserveerd en we kunnen opnieuw naar ons vertrouwde stekje in de Belgische Ardennen op 16, 17 en 18 oktober aan het begin van de herfstvakantie.

De volledige vaste ploeg van L.A.W.V. ”Via-Via” zal op pad kunnen. Peter, die vorig jaar noodgedwongen verstek moest laten gaan vanwege zijn knieblessure, is terug van weggeweest en geheel hersteld. Dit heeft hij de afgelopen zomer tijdens onze traditionele wandelweek in “La Douce France” al laten zien. In de voorbereiding naar ons Ardennenweekend betekent dit dat hij de zorg voor het ontbijt op zich neemt. Jan en Marion zorgen ieder voor één warme maaltijd, penningmeester Bert en Lorenz zijn de aangewezen chauffeurs en daarnaast is het voor Lorenz gebruikelijk dat hij de zorg voor de drank op zich neemt. Immers als vinoloog zonder certificaat weet hij steeds de juiste wijn in te slaan en ook de bierkeuze is bij hem in juiste handen. Charles buigt zich, zoals gebruikelijk, over de topografische kaarten om de wandelingen uit te stippelen. Voor Wilma valt dit jaar de herfstvakantie samen met die van Lorenz en dus is zij ook van de partij. Zo krijgt Marion opnieuw versterking, al weten we van haar dat ze ook alleen haar mannetje kan staan bij de "Mannenbroeders van Via-Via".

Iedereen is op tijd via de mail op de hoogte gebracht van de gemaakte afspraken. Toch zal later blijken dat het wellicht voor de volgende keer goed is alles nog gedetailleerder af te spreken. In de vanzelfsprekendheid van de gemaakte afspraken zien we soms toch dingen over het hoofd. De regeling van het vervoer valt daar gelukkig buiten: Bert, Marion, Peter en Jan rijden samen vanuit Zevenbergen en Lorenz, Wilma en Charles via Loon op Zand. Geen discussie of er over Brussel of Maastricht gereden zal worden. Op zondag 16 oktober is het volgens afspraak om 18.00 uur op de Baraque de Fraiture verzamelen. De reizigers via Maastricht zijn op tijd op het verzamelpunt. Bij vertrek vanuit Loon op Zand om 15.45 uur zijn zij er al om kwart voor zes. De “Brusselaars” zijn wat later, tenminste als je drie kwartier “iets later” vindt. Te laat vertrokken en nog even de verkeerde route na Marche-en-Famenne!! Omdat we pas na 19.00 uur ons kwartier kunnen betrekken in “La Spinette” hebben we nog alle tijd om een drankje te nuttigen op de Baraque de Fraiture. Daarna richting Laidprangleux.

Omdat het nooit enige discussie is wie op welke kamer intrek neemt, is de kamerverdeling snel gemaakt. En terwijl we in de woonkamer aan een aperitiefje beginnen en als aapjes ijverig nootjes pellen, willen we ons behaaglijk warmen aan een knapperend haardvuurtje. Om de haardkachel aan te kunnen steken moeten we als niet-rokers eerst op zoek naar lucifers. In het hele huisje geen lucifers of aansteker!! De kachel blijft uit. Morgen maar een poging wagen om in het bezit van lucifers te komen. Jan wacht nu de zware taak het avondeten klaar te maken. Hij immers is vanavond “kok van dienst”, Marion assisteert. Italiaans staat op het menu. Eerst een kopje heldere kippensoep en dan tagliatelle met gerookte forel en veenbessensaus. C’est delicieus, goed gedaan, jochie!! Na het eten nog gezellig bijpraten en voor we tegen middernacht onze slaapplek opzoeken, komt de corveeploeg nog even in actie. De vaatwasser moet worden ingeruimd. Die kan zijn werk doen als we op één oor liggen. Welterusten en tot morgen.

Als op maandagmorgen om 7.00 uur de wekker afloopt zoals afgesproken, heeft niet iedereen al meteen zin om zijn blote voeten op het koude zeil te zetten. Pas om kwart over zeven ontpopt zich enige activiteit op de slaapafdeling. Haasje repje naar de douche: wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Charles en Peter zijn het snelst beneden. De vaatwasser wordt uitgeruimd en Peter zorgt dat we rond de klok van 8.00 uur aan het ontbijt kunnen. Met de gedachten aan het uitgebreide ontbijtbuffet in St. Aubin-sur-Aire blijkt de dis hier in “La Spinnette” er niet voor te hoeven onderdoen. Wel geen croissants en pains-aux-chocolat, maar toch warme afbakbroodjes van de Lidl, heerlijk kloosterbrood en een glaasje jus d’orange. Naar goed Hollands gebruik ontbreekt ook de pindakaas niet. Als we de lunchpakketten willen maken, blijken we de boterhammenzakjes vergeten te hebben. Geen nood: broodtrommeltjes en broodzakken komen tevoorschijn.

De rugzakken gepakt vertrekken we tegen 9.00 uur naar Erezée. Hebben we het vorig jaar vanaf hier langs de bovenloop van de Aisne gewandeld, nu heeft Charles een dagwandeling ten noorden van Erezée in het stroomgebied van de Aisne uitgestippeld. De tocht voert eerst door het bosgebied op de oostelijke oever van de Aisne om vervolgens bij Eveux naar het westen een lus te maken langs Dolmen en Menhirs in de omgeving van Wéris, de Megalithische hoofdstad van België. Bij Fanzel wordt opnieuw de Aisne overgestoken en vervolgens loopt de route zuidwestwaarts terug naar Erezée. Het is een wandeling met een lengte van ongeveer 23 kilometer, die voor een groot gedeelte over het traject van de rood-wit gemarkeerde GR-57 loopt.

© L.A.W.V.VIA-VIA

In Erezée worden de auto’s geparkeerd op het pleintje tegenover het gemeentehuis bij een plaatselijk restaurant met een uitstraling dat de laatste gasten alweer heel lang geleden vertrokken zijn. Het dorpje, dat in de 15e eeuw onder het machtsgebied van de graven van Luxemburg viel, ademt de sfeer uit van een typisch Ardeense plattelandsgemeente, waar landbouw en veeteelt lange tijd een belangrijke bron van inkomsten zijn geweest. In de 15e en 16e eeuw bloeide hier de ijzerindustrie en zorgden de uitgestrekte bossen voor het hout van de smederijen. Aan het begin van de 17e eeuw verdween deze industrie. Gelegen aan de Aisne is het toeristische stoomtreintje in de zomerperiode de belangrijkste attractie.

Nu kunnen de wandelschoenen aan en de rugzakken op. Het belooft een stralende dag te worden. De jassen hoeven niet mee en een trui is voldoende om op het eerste paar kilometer het lichaam op temperatuur te brengen. Daarna kan die in de rugzak. Al meteen bij vertrek in het centrum van Erezée herkennen we de rood-witte markering van de Gr-57. We lopen noordwaarts en waar de rijweg naar links afbuigt, nemen we rechtdoor de Avenue des Nations Unies. Na bijna een halve kilometer, voorbij een grote oude villa, gaan we naar links een onverharde weg in. Al klimmend bereiken we een verharde weg en blijven in dezelfde richting in noordwestelijk richting verder lopen. Kort nadat we de bosrand bereikt hebben, gaan we op een kruispunt met bospaden naar rechts en lopen even door het bos, tot we bij een omheind terrein met damherten komen. Het pad loopt langs de omheining naar rechts. Even verder naar links, in de richting van enkele loodsen in het gehucht Oster. We komen op een asfaltweggetje, dat we even blijven volgen. Even verderop nemen we de tweede zijweg naar links en zigzaggen even tussen de huizen.

Hier verlaten we langs een mooi pad de bebouwing van het gehucht Oster. Rechts genieten we van een weids vergezicht. Beneden ligt de vallei van de Estinalle, een zijriviertje van de Aisne. We blijft deze weg volgen tot bij een zitbank. Daar gaat het naar links. We klimmen en loopen een mooi loofbos binnen met veel eiken en beuken en verderop begint de afdaling naar de Aisnevallei. Op een splitsing opnieuw naar links. Rechts ligt een weide en in de verte kun je het kerkje van het dorp Fanzel, een klein, mooi dorp waar de Aisne en de Estinalle samenvloeit, bespeuren. Het pad maakt een bocht naar links en even later sta je in het gehucht Eveux, waar we bij de oude watermolen de Aisne en de rijweg oversteken.

Nu wacht ons een lange, pittige maar mooie beklimming op de andere flank van de Aisnevallei omhoog. In brede bochten klimt de weg de heuvel op. Het zicht op de beboste helling aan de overkant van de Aisne is de moeite waard en even later krijgen we weer Fanzel te zien in de verte. Uiteindelijk wordt de weg smaller en onverhard en wandelen we een mooi loofbos binnen. De GR- tekens leiden ons probleemloos door het bos, passeren even een open plek aan onze linkerzijde en gaan dan op een kruispunt van boswegen rechtdoor. Zo bereiken we het volgende kruispunt, waar vijf wegen samenkomen, op de de kaart aangeduid met Refuge du Brocard. We zijn goen 6 kilometer onderweg vanuit Erezëe. Een bankje biedt de gelegenheid voor een korte pauze.

Op deze vijfsprong Refuge du Brocard kiezen we voor het pad in zuidwestelijke richting en houden rechts. Op de bomen vinden we naast de markering van de GR57 nog een drietal markeringen van wandelroutes. We lopen door tot aan het punt, dat gemarkeerd wordt als Borne Geodesique op een hoogte van 395 meter, het hoogste punt op onze rondwandeling. Vanhier dalen we door een holle weg af naar Pays-Bayard. In de weilanden links zien u een grote puddingsteen liggen. Met de welluidende naam ”Pierre Bayard”. Als je goed kijkt dan lijkt dit puddingsteen, ook wel "zandsteenconglomeraat" genoemd, op een soort natuurlijk beton van kiezelstenen in cement. Dit materiaal is heel anders dan het compacte "Dolomietkalk" dat je overal in de Ourthe-vallei aantreft. Dit is ook het materiaal dat in deze omgeving gebruikt is om de megalithische bouwwerken mee op te richten, die we verder op onze route zullen tegenkomen. Voor het kapelletje langs komen we op een vijfsprong. Hier is een grasveldje met een bankje. Opvallend is het kunstwerk. Maar ook ligt er een langgerekte steen. Daarin zien we een brede groef. Volgens de legende zou het Ros Beiaard vanaf hier met de vier Heemskinderen op zijn rug, zich hebben afgezet om zo met een reuze sprong van 5 kilometer in Durbuy uit te komen. Het verklaart wellicht waarom dit gehucht "Pas-Bayard" heet. Wij hebben meer oog voor het kunstwerk met de mooie naam: “Larmea l’oeil”, dat een centrale plek inneemt op het grasveldje.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Rechts volgen we de markering van de GR-57 over het asfalt om na 80 meter linksaf te slaan. Dit paadje komt even verderop uit op het asfalt, waar we nog net voor het bruggetje over een klein beekje rechtsaf door een alleraardigste beekdal de bosrand volgen en we naar het zuiden zicht hebben de huizen van het gehucht Wénin. Bij de volgende kruising houden we even rechts aan en dan links, pal noord, het pad te volgen dat ons naar de Dolmen d’Oppagne voert. Rechts in de weilanden en omgeven door een aantal statige eikenbomen krijgen we zicht op de Dolmen d’Oppagne, een van de twee ganggraven in de omgeving van Wéris. Het 7 meter lange hunnebed is een bouwwerk waarin de mensen uit de Seine-Oise-Marne cultuur (Laat-Neolithicum, 2800 tot 1700 voor Christus) hun doden bijzetten. De dolmen bevindt zich in een geul zodat alleen de drie sluitstenen boven het maaiveld uitkomen. De interne kamer is 4,6 meter lang, 1,2 meter breed en binnenin 0,6 meter hoog. De kamer heeft 2 paren rechtopstaande stenen en een eindsteen, gebouwd zonder specie. Om het graf helemaal af te sluiten, werd er nog een aarden wal over aangebracht. Het werd in 1888 ontdekt en uitgegraven door A. Charneux en gerestaureerd in 1906. Er is een voorkamer waarvan nog 2 rechtopstaande stenen overblijven. Ook hier doen de 2 platte stenen vermoeden dat deze een vierde deksteen vormden. De beide kamers zijn van elkaar gescheiden door een platte steen met een grote deuropening. In 1984 zijn bij opgravingen ook nog een paar menhirs in de buurt gevonden en zijn ook heel wat andere bodemvondsten gedaan, zoals skelet-resten, voorwerpen van vuursteen, scherven van bekers en potten en gouden munten.

Naast deze Dolmen d’Oppagne staan ook enkele menhirs, stenen uit één stuk, een monoliet, die langer zijn dan breed. Ze staan vaak in de directe omgeving van een dolmen en het ligt voor de hand te veronderstellen dat het wegwijzers naar deze begraafplaats zijn. Maar wat de precieze betekenis van deze rechtopstaande stenen is, daarover zijn de geleerden het nog lang niet eens. Zijn het grenspalen om het grondgebieden af te bakenen, zijn het vruchtbaarheidssymbolen of zelfs onderdelen van enorme astronomische observatoria? Zeker is dat de omgeving van Wéris één van de geheimzinnigste, zo niet dé geheimzinnigste streek van geheel Wallonië is. In de bossen rond dit dorp zijn grote aantallen rotsblokken en dolmen te zien, waarvan de oorspronkelijke bestemming niet geheel duidelijk is. Dezelfde raadselen die het Engelse Stonehenge omgeven, hangen ook rond deze megalieten. Wellicht gebruikten de voorouders van de Ardenners van nu de steenblokken van Wéris als een soort kalender, een middel om de tijd te meten. Volgens een andere theorie moet in de schikking van de stenen, die naar sterrenbeelden zouden verwijzen, een boodschap voor de Goden in het heelal worden gezien. Het blijft gissen!

Wij vervolgen onze wandeling over de gemarkeerde GR-57, gaan op de kruising naar rechts en zien op afstand in noordoostelijke richting langs de doorgaande weg van Wéris naar Barvaux de volgende imposante menhir. Om deze monoliet te bereiken moeten we even de asfaltweg oplopen. De plaats waar deze grote steen nu staat is niet de plaats waar hij ooit gevonden is. In 1947 is de steen door een boer in zijn akker ontdekt en een jaar later door de Luikse professor Danthine langs het veld weer opgericht. Deze menhir is naar deze Belgische professor vernoemd en heet dus de "Danthine" menhir. Het gevaarte is 3,60 m hoog en weegt zo'n 8000 kilogram. Het pad volgend is het bij de volgende kruising van wegen even opletten om de juiste route pal noord te kiezen. De elektriciteitsmasten wijzen ons de weg en zo bereiken we na één kilometer de Dolmen de Wéris.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De Dolmen de Wéris is een imposant ganggraf of hunnebed en ligt tussen de bomen, maar was eens begraven onder een zandheuvel van 11 meter. Het bovengrondse graf werd gerestaureerd in 1906 zonder enige belangrijke vondsten. Als we een kijkje in het graf neemt, wordt ons duidelijk waarom dit bouwwerk "ganggraf" wordt genoemd. Het hunnebed bestaat uit verticale draagstenen met daarbovenop de imposante deksteen. Deze deksteen weegt maar liefst 30 ton en komt uit een puddingsteengroeve ten zuidwesten van Wéris. De ingang van het graf is voorzien van één of meerdere verplaatsbare stenen, zodat in zo'n graf meerdere mensen kunnen worden bijgezet. De binnenmaat van de kamer heeft een lengte van 5,5 meter en is 1,7 meter breed. De grootste van de 2 sluitstenen vertoont serieuze barsten. Het is mogelijk dat er nog een derde sluitsteen was, die bestond uit de 3 platte plaveien aan de ingang. De kamer is ommuurd met 2 paren opstaande stenen en een eindsteen en is gescheiden van het voorvertrek door een platte steen waarin een toegangsgat is uitgekapt.

Het is een goede plek voor de middagpauze. Er zijn genoeg stenen om een gemakkelijke zitplaats te kiezen en te genieten van het prachtige herfstweer. We zijn toe aan een hapje en een drankje. Toch is het even wennen aan de drukte op deze bijzondere plek. In al die jaren dat we onderweg zijn in de Ardennen tijdens onze herfstvakantie zijn we nog nooit zulke aantallen wandelaars op onze wandelroute tegengekomen. Of daaraan het weer of de interessante omgeving debet is, is ons niet helemaal duidelijk. Laten we het maar houden op de interesse voor het “Stonehenge van Wallonië”.

Vanhier lopen we in zuidoostelijke richting over het asfalt naar Wéris, aangeprezen als een van de mooiste dorpen van Wallonië, als het Belgische Stonehenge of het land der megalieten. Een sluimerend dorp met mooie kalk- of zandstenen vakwerkhuizen die perfect zijn gerestaureerd, waaronder een schitterende 17de eeuwse kasteelhoeve en de Romaanse Sint Walburgakerk uit de 11e – 12e eeuw met donjon. Het Place de Ia Pierre stuif je niet op, in de Rue des Dolmens geef je geen plankgas en Résidence Les Dolmens passeer je stapvoets. Je vindt er het Musée des Mégalithes dat de prehistorie laat herleven. Het museum laat zien hoe de bewoners hier vier- tot vijfduizend jaar geleden mogelijkerwijs hebben gewoond, geleefd en gewerkt, maar vooral, hoe zij de megalieten vervoerden en stapelden om er dolmen van te maken. In het Centre d’Exposition loopt op dit moment een tentoonstelling L'ère vache. Marion wil even een blik binnen werpen maar ondanks de aankondiging geopend te zijn, blijft de deur gesloten. Voor haar geen “la vache qui rit”.

We laten Wéris achter ons, gaan links de Rue du Mont in en beginnen we aan de klim die ons moet brengen naar ons volgende doel: de Pierre Haina. We volgen nog steeds de GR-57. Een bordje wijst ons de richting en blijven almaar rechtdoor gaan totdat we naar rechts een soort grindpad steil tegen de berg omhoog zien. We nemen dit GR-pad naar rechts en klimmen 40 meter steil tot we bij een wel heel bijzondere megaliet uitkomen op een eveneens heel bijzondere plek: de Pierre Haina. Deze monoliet wordt ook wel de "witte menhir" genoemd. Deze steen is hier niet neergezet, het is een natuurlijke rotsformatie, maar door de mens op deze plaats uit die vrijgemaakte rots uitgehouwen. Met een hoogte van meer dan 3 meter en 1,20 meter breed, maakt de steen een hoek van 45 graden en is naar het oosten gekeerd. De steen lijkt zo net op een vinger die uit de grond steekt en in de richting wijst waar de zon opkomt. De naam van de steen "Pierre Haina" betekent "steen der ouden". Volgens een legende zou deze steen, als een kurk op een fles, een toegang naar het centrum van de aarde afsluiten. Van tijd tot tijd is dit de plaats waar de duivel uit dat gat zou komen!! Vanaf een hoogte van ongeveer 380 meter hebben we een panoramisch uitzicht op de omgeving.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Met de rug naar de "witte menhir" staande en kijkend dan naar de rotsige bergwand, pal naar het oosten, kiezen we voor een sterk dalend smal paadje noordwaarts, dus naar links. Dit paadje daalt door het bos weer zo'n 40m af en we komen uit op een breder bospad. Hier recht oversteken. Enkele meters verder zien we in een sparrenbosje een merkwaardige steen. Volgens het bordje zou het hier gaan om de "Lit du Diable" ofwel het "duivelsbed". Het is en bijzondere stenen tafel waarvan één kant iets hoger is. Een soort hoofdsteun of kussen dus. Er zijn archeologen die in deze steen een offertafel zien! Hier zou de duivel wel eens uitrusten van al zijn boze arbeid. Het kan bijna niet anders dan dat aan deze steen ook weer een legende verbonden zit. In het gehucht Roche-à-Frêne aan de Aisne woonde eens een molenaar. De Aisne stond weer eens laag en de molen kreeg zo te weinig water. De molenaar vroeg daarom aan de duivel voor hem een dam in de rivier te bouwen om zo altijd van voldoende water verzekerd te zijn. De duivel deed dit, maar natuurlijk alleen als de molenaar daarvoor in ruil zijn ziel aan de duivel zou geven. De molenaar stemde hierin toe. De duivel werkte de hele nacht door en de volgende ochtend moest de noeste arbeid vereffend worden. De molenaar kwam echter niet opdagen, wel zijn hond. Daarop werd de duivel zo woest dat hij zijn bouwwerk meteen weer vernielde. de “resten van “die verwoeste dam zijn nog steeds in Roche-à-Frêne te zien als een smalle rotswand die recht uit de berghelling steekt. De duivel ging daarna uitgeput op deze steen rusten. Vanaf dat moment heet deze steen het duivelsbed.

Vanaf Lit du Diable lopen we terug naar het bospad, dat we net gekruist zijn, en gaan linksaf. Op dit pad lopen we door, gaan linksaf en steken een beekje over en bereiken de asfaltweg. Deze weg volgen we naar rechts. Voorbij het waterstation, gelegen in een open terrein komen we op een T-splitsing. De route gaat onverhard verder. Meteen nemen we het bospad naar rechts en komen in het Bois de Wéris. De route voert ons door het dichte dennenbos tot aan de doorgaande weg van Heyd naar Fanzel. Hier kiezen we voor de richting naar Fanzel, dat we na goed 2 kilometer over het asfalt van de Rue Pierresart bereiken. Bossen en grashellingen wisselen elkaar af. Ook Fanzel is zo’n typisch klein Ardeens dorpje aan de Aisne, die hier samenvloeit met de Estinale. We steken de Aisne over, die zich slingerend en kabbelend over rotsachtige beddingen haar weg zoekt. In Fanzel staat de kerk op een heuvel boven een groepje huizen, waaronder een watermolen met mooi gevelvakwerk. Langs de Neo-Gotische kerk uit 1864 met aangrenzend kerkhof nemen we de route tussen de weilanden door naar ons volgende gehucht Mormont. Het is de Rue de la Terre aux Loups die ons naar dit gehucht brengt.

Mormont ligt op een hoogte van 284 meter. De naam van Mormont vinden we voor het eerst in een geschrift uit 1105. Het zou een samenvoeging zijn van het Keltische "Noles" dat “moeras” en "Moet", wat “berg” betekent, wat zoveel wil zeggen als “Mont des Marais”. Het gehucht telt vanaf 1891 zo’n 84 huizen en 318 inwoners Het behoort in 1892 tot het decanaat van Stavelot en de parochie van Wéris. Vroeger stonden er op het Place du Batty bij de kerk zilverpopulieren, bomen die gewoonlijk slechts op de vochtige terreinen in het Vlaamse land gedijen. Zij zijn vandaag de dag verdwenen, maar nog altijd is er een drinkplaats uit de 19e eeuw te zien. Het is ook op deze plaats waar vroeger een kluizenaar in een hut geleefd zou hebben. Langs de kerk lopend slaan we de Rue du Reservoir in. Hier beginnen we aan de laatste etappe naar Erezée.

Het zijn nog een vijftal kilometers die ons scheiden van het vertrekpunt van onze rondwandeling. De Rue du Reservoir is de eerste kilometer verhard en gaat bij de T-splitsing over in een onverharde weg. We houden links aan en gaan zuidelijk in zuidelijke richting. Door het bos klimmen we tot op een hoogte van 385 meter. Het is duidelijk zichtbaar dat er in dit seizoen veel werk wordt gedaan in de bossen: bomen worden gerooid en afgevoerd. De bospaden zijn uitgesleten en modderig door de zware bosbouwmachines. Halverwege onze eindetappe kruisen we weer een verharding en Vanaf hier daalt het pad eerst langs de bosrand heel geleidelijk in zuidwestelijke richting, maar voorbij Prangleux steil in een haast uitgesleten beekbedding naar de buitenhuisjes van Estine. Rechtsaf over het asfalt van de Rue du Prangleux bereiken we de Rue du l’Estinale. Hier steken we recht over en komen even verderop aan de bovenloop van het beekje l’Estinale. Als we overgestoken zijn, volgt er nog een steile klim door een holle weg naar de eerste huizen van Erezée. Even naar links en we staan op het startpunt van onze wandelroute, op het pleintje voor het gemeentehuis van Erezée.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Moe maar voldaan drinken we in de late herfstzon nog een pilsje op het terrasje van een bruin dorpscafé, alvorens huiswaarts te keren voor een warme douche. Eenmaal terug in La Spinette in Laidprangleux is het nummertje trekken voor de douche. Ieder op zijn beurt! De wachtenden doen zich te goed aan een drankje en een hapje. Marion kruipt in de rol van Madame Bocuse, trekt zich terug in de keuken en buigt zich over het avondeten. We laten ons verrassen. Pittige Hongaarse goulash staat vandaag op het menu met een stevig glaasje wijn en als toetje overheerlijke tiramisu. Voor sommigen van ons is dit toetje wel erg machtig. Lorenz heeft er een hele kluif aan, maar Charles lust er wel pap van. Bij de vraag wie zich wil ontfermen over het laatste stukje, krijgt hij het schaaltje toegeschoven. Hij weet er wel raad mee.

Nadat de tafel is afgeruimd en de vaatwasser ingeruimd komt Bert in zijn element. Steeds weer probeert hij een spelletje te slijten en iedereen ervan te overtuigen hoe nuttig deze tijdspassering is. Heeft hij het afgelopen jaar geen succes omdat eenieder snel onder zeil gaat, vanavond moeten we er aan geloven. Speciaal voor deze gelegenheid heeft hij het woordenboek in zijn reisbagage gestopt om ons met een taalspelletje te verblijden. De spelleider zoekt de betekenis van een bepaald woord op en schrift die op een papier. Dan is het aan de spelers om hierbij een eigen betekenis te bedenken en deze eveneens op te schrijven. Alle blaadjes worden verzameld en dan is het raden welke betekenis de juiste is. Allerlei woorden komen op de proppen, waarbij “labadist” wel een heel opmerkelijke is. Zo vliegt de tijd voorbij, maar omstreeks middernacht is alles in diepe rust. Tomorrow is an other day.

Als de wekker om 7.00 uur afloopt, is het alweer dinsdag. Dit betekent opstaan en opbreken. Vandaag zullen we in de Voerstreek gaan wandelen. Maar eerst wassen en ontbijten. Het opruimen is bijna plichtmatig. Iedereen weet zo langzaam in de loop der jaren wat van hem of haar wordt verwacht. De bovenverdieping opruimen en vegen, de woonkamer aan de kant en stoelen op de tafel, de open haard uitvegen en even met een dweil door de keuken. Als Anne-Françoise Daco om 9.10 uur langskomt om de financiën af te handelen, zijn de auto’s gepakt en wij reisvaardig. Even langs de slechte afvoer van de wastafel op de eerste verdieping en de kapotte verlichting van de afzuigkap in de keuken. We leggen meteen het weekend voor komend jaar vast en vertrekken nog voor 9.30 uur richting Voerstreek.

Binnen een uur hebben we de Ardennen achter ons, zijn door Luik en rijden de afrit van de E25 op naar Eijsden/Mesch net over de grens van België en Nederland. Dat we deze laatste dag in het grensgebied van België en Nederland gaan wandelen, is een wens van Bert die al enkele keren gevraagd heeft deze streek op te nemen in het wandelprogramma. Charles heeft de kaart bestudeerd en in de Voerstreek een rondwandeling van 18 kilometer uitgezet. Vertrek en eindpunt Mesch, direct gelegen aan de E25. Toch is het even opletten om Mesch te bereiken. We zijn zo weer de grens over naar Moelingen en dus moeten we omkeren en de goede afslag tot in Mesch nemen. Aan de rand van het dorp bij partijcentrum “De Laathof” vinden we een grote parkeerplaats. Hier komen de wandelschoenen tevoorschijn en maken we ons op voor weer een nieuwe dagwandeling. Dit keer door de Voerstreek in het grensgebied van Nederland en België.

Mesch is het meest zuidelijk gelegen dorp van Nederland en kent een rijke historie. Karel de Grote (768-814) bouwde hier voor zijn vele reizen tussen Aken, Luik, Tongeren en Nijmegen een rustpunt in de vorm van een villa, Manderveld of Meschawa genoemd, vermoedelijk op de plaats waar nu de Meschermolen staat. Vandaar wellicht de huidige naam Mesch. Mesch wordt al in 882 in de annalen vermeld. In dat jaar bevestigt koning Arnulf Mesch als gift aan het Mariënstift in Aken. De nederzetting is echter al veel ouder. Op de Steenberg, aan de rand van Mesch, is een Romeinse begraafplaats aangetroffen. En bij opgravingen in 1979 en 1986 zijn in de omgeving van de Steenbergweg zelfs vuurstenen voorwerpen uit de prehistorie gevonden. Het materiaal wordt op een ouderdom van 12.000 jaar geschat. Men vermoedt dat rendierjagers hier een uitkijkpost annex werkplaats hebben gehad. Van ca. 1000 na Christus tot de Franse bezetting in 1794 was Mesch een kleine Rijksheerlijkheid onder gezag van de keizer van het Heilige Roomse Rijk en genoot daardoor bijzondere bescherming. Waarschijnlijk daardoor zijn de middeleeuwse oorlogen aan Mesch voorbij gegaan. Na de Franse Revolutie wordt Mesch een zelfstandige gemeente, tot zij in 1943 bij de gemeente Eijsden wordt gevoegd. Door Mesch stroomt het riviertje de Voer Nederland binnen. Dit met een flink verval waardoor hier veel watermolens zijn (waren).

We vertrekken vanaf “De Laathof” aan de Langstraat, die dateert uit 1721 en behoorde tot het Mariënstift in Aken. Jaarlijks moesten de ‘laten’, de halfvrije burgers, hun cijnzen betalen aan de Laathof. De oorsprong van deze Laathof gaat zeker terug tot vóór 1450. De administratie en de rechtspraak in de vrije rijksheerlijkheid Mesch vonden ook plaats in de Laathof. Op de hardstenen latei boven de ingang staat een Latijnse tekst. In het Nederlands vertaald luidt deze als volgt: “Schep mij een zuiver en rein hart en vernieuw mijn kunde.” Met het gezicht naar “De Laathof lopen we naar links tot bij het kruispunt. Rechtsaf de Klokkestraat in. Bij de T-splitsing naar links en meteen rechts de Bourgogne in tot aan de typisch Limburgse boerderij met binnenhof “Op den Dries”, waar een aantal jaren geleden opnamen gemaakt zijn voor de televisieserie ‘Dagboek van een herdershond’. Net voorbij deze boerderij volgen we de rood-witte markering van de GR5 over de Steenberg in noordelijke richting. Het pad klimt tot aan de T-splitsing met veldkruis. Dit is het gebied waar in 1979 en 1986 bij opgravingen voorwerpen uit de prehistorie gevonden zijn.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We komen hier op de Voerenweg en lopen naar rechts. Tussen de uitgestrekte laagstamboomgaarden, waarvan fruitbomen nog zwaar beladen zijn met een overvloed aan appels, passeren we de Nederlands-Belgische grens bij grenspaal 29. De route daalt een weinig en vanaf hier hebben we naar de verre horizon uitzicht over de Voerstreek. Bij het kleine natuurgebied Trichterbeeldje aangekomen, gelegen een ingezonken terreindepressie als overblijfsel van vroegere kalksteenwinningen zien we een klein kapelletje. Dit natuurgebiedje herbergt een enorm dassenburchtcomplex en heeft tevens een botanisch belang door de kalkbodems. Bij dit kapelletje, links van de holle weg, slaan we linksaf. Nog steeds gaat de wandeling door een landschap met fruitbomen, al zijn er hier nog enkele percelen met ouderwetse hoogstamfruitbomen. Bij de eerste gelegenheid nemen we het pad naar rechts en dalen af tussen de weilanden door tot we tegen de steile beboste helling aanlopen van een volgend plateau. We volgen de route naar links onderlangs de helling. Het pad heeft veel weg van een uitgesleten beekbedding. Met de klok meelopend komen we op een kruising van bospaden in het westelijke deel van het Hoogbos. Naar rechts en meteen naar links onder langs de beboste helling van dit Hoogbos.

De route voert ons oostwaarts en opnieuw passeren we de grens van België en Nederland. Dit keer staat en geen grenspaal of grenssteen. Als we doorlopen komen we door de Steegstraat met karakteristieke Limburgse vakwerkhuizen in de Dorpstraat van Mheer. Hier gaan we naar links en wacht ons een stevige klim naar het centrum waar we een bezoekje willen brengen aan het Kasteel Mheer, dat samen met de kerk het historische hart van het dorp vormt. De neogotische kerk van de hand van Pierre Cuypers is een beschermd monument. Aan de bouw van deze kerk, die oudere voorgangers moest vervangen, is een lange en tevens treurige periode van voorbereiding voorafgegaan. De kerkstrijd kreeg de naam ‘Banholts schisma’. De inwoners van Banholt wilden de kerk halverwege de dorpskern van Banholt en het kasteel te Mheer. Maar de kasteelheer, die de kerkbouw voor een belangrijk gedeelte betaalde, eiste dat de kerk dichtbij het kasteel zou komen.

Het kasteel heeft langs de oostvleugel van de voorburcht en voor het eigenlijke herenhuis droge grachten, gedeeltelijk nog aanwezig langs de oostvleugel van de voorburcht en voor het eigenlijke herenhuis. Het is een schitterend slot, bestaande uit vier vleugels om een kleine binnenplaats en een forse ronde toren op de rechterhoek van de voorvleugel, gebouwd tegen de helling van het plateau. In de Romeinse tijd zou deze plek een schakel zijn geweest in een keten van vuurseintorens. Het kasteel is in 1314 gebouwd in opdracht van de graaf van Daelhem, later hertog van Limburg en nog later hertog van Brabant. In 1668, toen Adolph van Imstenraedt, getrouwd met Christina de Loë Wissen, kinderloos stierf, ging de erfenis over naar Philip Cristoffel, baron de Loë, Heer van Wissen en Conradsheim. Vanaf die periode is het kasteel altijd in bezit gebleven van de familie De Loë, waarbij het kasteel in de loop der eeuwen verder is uitgebreid en verfraaid. De rondboogpoort met wapensteen is vervaardigd uit hardsteen, een hoge Renaissance topgevel een vleugel met veel schietgaten en hoog leiendak, aan weerszijden een rond torentje uit baksteen en mergel, alsmede het jaartal 1612, verraden dat het kasteel in de 17e eeuw gedeeltelijk in baksteen is herbouwd en uitgebreid op de natuurstenen grondslagen van het middeleeuwse slot. Kasteel Mheer is het enige kasteel in Limburg met nog een mezenkooi of pekneus boven de ingangspoort van de voorburcht. Begin 1900 is het kasteel gerestaureerd met overname van elementen uit de oud-Hollandse bouwtrant en Engelse Tudorstijl. Nu wordt het kasteel nog bewoond door Degenhard baron de Loë, die begonnen is met een grootscheepse renovatie.

Door de toegangspoort betreden we het binnenplein en hebben naar rechts zicht op het Renaissance kasteelgebouw. Het is slechts een kort bezoekje en we keren terug in de Dorpsstraat. We dalen de helling af, komen voor bij een wegkruis en willen bij het plaatselijke café op de hoek van de Papenweg neerstrijken voor een heerlijk kopje koffie met Limburgse vlaai. We vinden de deur gesloten. Hoe kan dat nu zo midden in de herfstvakantie! Is de Horeca van Mheer wellicht verkeerd bezig? Voor ons blijft er niets anders over dan een ander plekje te zoeken voor de middagpauze. We verlaten Mheer via de Wienickerstraat en komen al klimmend in de Stallestraat. De route voert ons langs nog opvallend veel vakwerkhuizen en –boerderijen. We bewonderen op Nr. 14 Huize De Mheerel, een boerderij met schuur die geheel als woonhuis wordt gebruikt. Een deel links van de binnenplaats is van vakwerk. Maar ook Stallestraat 18-20 valt op. Dit vakwerkhuis met schuur vormde tot 1830 één geheel met nummer 18. De woning van de hoeve was voorheen dan ook georiënteerd op de cour. In de balk boven de oorspronkelijke toegangsdeur is, zij het vrijwel weggewit door de verschillende kalklagen, een inscriptie met jaartal te zien: P.S. AN IHS MDCCLVIIII DEN VII MEY. En tenslotte een hoevecomplex gebouwd in een U-vorm met een poortgevel aan de staart die de binnenplaats omsluit. Het woonhuis stamt uit de 18e eeuw.

We lopen door tot we aan de wegkruising met de Voerstraat komen. Deze gaat naar rechts tot in het Belgische ’s Gravenvoeren verder als Koetsweg. Wij steken over de Stadshaag in. Hier vinden we een goed plekje voor de middagpauze. Lekker in het warme herfstzonnetje gezeten worden de rugzakken een stukje lichter gemaakt. We zijn er aan tot om een hapje en een drankje te verorberen. Aan dit voor het Heuvelland zo typische holle weggetjes staat een kapelletje en verderop is de grensovergang met België. Bij de grenssteen gaat de Stadshaag over in de Weg op Altembrouck. Door de bossen dalen we nu weer op Belgisch grondgebied af naar het schitterende domein Altembrouck. Dit landgoed waarvan de oudste vermelding teruggaat tot 1314, was eeuwenlang eigendom van de graven van Dalhem. Het domein is nu particulier eigendom en rondom het kasteel liggen 55 hectare bossen, vijvers en weilanden. Onlangs kreeg de omgeving van Altembrouck de status van euregionaal natuurgebied. Verder van het kasteel verwijderd liggen ongeveer 200 hectares natuurgebied die worden beheerd door de Belgische vereniging Natuurreservaten en de Nederlandse Natuurmonumenten. Al in het begin van de 19de eeuw liep Altembrouck voorop met agrarische initiatieven. Nadat Napoleon de grenzen met Engeland had gesloten en er een einde kwam aan de wol import, vestigde Baron Leonardus de Schiervel, de latere eerste Gouverneur van Belgisch Limburg, er een centrum voor de schapenteelt. In 1994 wordt het kasteel door de erfgenamen verkocht aan de huidige bewoner, die goed een jaar ook boerderij en landgoederen koopt, waardoor het domein uiteindelijk wordt herenigd. Na 100 jaar is het kasteel nu weer permanent bewoond. Op het domein worden nu Japanse Wagyu runderen gefokt.

We vervolgen de wandeling langs de aan de Noorbeek liggende Molenhoeve. In vroegere dagen hoorde deze molen bij het kasteel Altembrouck. Tot voor kort was de Molenhoeve een volledig agrarisch bedrijf, dat regelmatig in de prijzen viel als fraaist verzorgde Limburgse hoeve. Nu is het een vakantieverblijf. Even verderop voert een wandelroute naar links door de weilanden van het grensoverschrijdende natuurgebied Altenbroek van de Belgische vereniging Natuurreservaten en de Nederlandse Natuurmonumenten. We steken de Noorbeek over en gaan door draaihekjes of stegelkes, die toegang geven tot de verstillende percelen. Bij de bosrand gaan we linksaf en lopen nu met een ruime boog om het Kasteel Altembrouck heen. Na goed een kilometer bereiken we een breed pad dat we naar het oosten volgen, waar het overgaat in de Onderstraat, die ons naar Noorbeek brengt, een prachtig, sfeervol dorpje met 1100 inwoners. Al meteen is duidelijk waarom Noorbeek terecht het meest traditierijke dorpje van Zuid-Limburg wordt genoemd. We komen van de Onderstraat direct in de historische dorpskern met zijn het dorpsplein d'r Pley waaraan het 13e Romaanse eeuwse kerk St. Brigida met devotiekapel en de stokoude plataan ligt.

De St. Brigidakerk van Noorbeek heeft als een van de weinige dorpskerken in Zuid-Limburg nog iets van de Middeleeuwse sfeer bewaard en zijn hoofdvormen uit de 15e eeuw behouden. Rond het jaar 1000 moet hier een Romaanse kerk uit breuksteen hebben gestaan, getuige de onderbouw van de toren, die in ongehouwen natuursteen is uitgevoerd (11e/12e eeuw). Vervolgens verrees in de 13e eeuw een Romaanse kerk van mergel. Kenmerkend zijn de lichtspleten en onderste galmgaten in de toren, evenals de vijf nu blinde rondboogvensters in het middenschip. Omstreeks 1400 volgde er een verbouwing in fasen tot Gotische kerk met spitsbogen. Dit is terug te vinden in het priesterkoor en de hardstenen zuilen met daarop in verschillende motieven gebeeldhouwde kapitelen, die kenmerkend zijn voor het Maasland. In de 16e eeuw was er opnieuw een ingrijpende verbouwing, waarbij o.a. de netgewelven werden aangebracht. Latere aanpassingen zijn in 1847 het in baksteen uitgevoerde toegangsportaal met bijruimtes met glas-in-lood raam boven de toegangsdeur. De kerk kreeg zijn huidige vorm in 1903-1913 met de bouw van de sacristie en bij-sacristie aan de noord- en zuidzijde van het koor onder Pastoor Eygelshoven. De laatste algehele restauratie vond plaats 1990-1991 met ondersteuning van Rijksdienst Monumentenzorg.

Opvallend op dit plein is ook de indrukwekkende Brigida-den waarvan de geschiedenis terug gaat tot 1634. Toen brak er een in Noorbeek en omgeving een veepest uit. De boeren vreesden voor hun vee en baden tot de heilige St. Brigida om de veepest te beëindigen. Hun gebeden werden verhoord en het vee was verlost. Als dank spraken de boeren af, dat zij elk jaar een den zouden halen, ter ere van haar. Zo is het halen van de Sint Brigida-den tot op de dag van vandaag een traditie en een eeuwen oude belofte. Op de tweede zaterdag na Pasen wordt vroeg in de morgen de 'oude' den neergehaald. Ondertussen wordt in het bos een nieuwe boom uitgezocht. De kappers van de jonkheid beginnen onder genot van een drankje met het kappen van de boom. De eerste slagen worden door de burgemeester en de pastoor gedaan. Nadat de boom luid krakend ter aarde stort wordt deze ontdaan van de nodige takken om vervolgens op de kar getrokken door 30 mooi versierde paarden naar Noorbeek gebracht te worden. Nadat de stoet langs de vele cafés het dorpsplein heeft bereikt is het de taak aan de getrouwde inwoners van Noorbeek de nieuwe den voor de kerk zetten.

Voor ons is er in de warme herfstzon geen plaats op het terras op het dorpsplein d’r Pley om er vol bewondering te kijken naar deze imposante St. Brigida-den. Verderop vinden we ons terrasje bij de wandelschoen vriendelijke Herberg St. Brigida. Echt tijd om bij te komen en de genieten van een stevige kop koffie en een grote punt Limburgse vlaai, waarop we ons al vanaf Mheer verheugd hebben. De tijd vliegt en we moeten nog een aardig stuk afleggen. Maar weer in de benen en op pad. We nemen de Klein Heugdeweg om Noorbeek achter ons te laten. Langs verschillende wegkruisen, waarvan er zo’n kleine 60 in de directe omgeving van Noorbeek te vinden zijn, bereiken we het wegkruis aan de Heerbaan. Weer staan we op de grens van Nederland en België. Even naar rechts en meteen linksaf, het plateau van Noorbeek afdalend. We hebben langs de bosrand zicht op St. Martens-Voeren. De steile afdaling brengt ons naar het gehucht Kwinten en bij de eerste huizen van St. Martens-Voeren.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Als we St. Martens-Voeren binnenlopen herinnert een monumentje bij de wegsplitsing aan een van de eerste gesneuvelden in het Belgisch leger tijdens de tweede wereldoorlog: Brigadier Lescrenier. Hij maakte deel uit van een patrouille van het fort van Aubin, ongeveer vijf kilometer zuidwaarts, die de eerste dag van de oorlog hier op een Duitse eenheid botste. We komen langs de Sint Martinuskerk, waarvan de kerktoren, opgetrokken in Romaanse stijl, oorspronkelijk stamt uit de 13e eeuw. De kerk zelf is een classicistisch gebouw uit 1728. In de kerk kun je mooie elementen waarnemen, zoals doopvont, hoofdaltaar, eiken beelden, grafstenen en enkele bas-reliëfs. Aan de buitenkant kun je ook het bas-reliëf van Sint-Maarten bewonderen. Links onder de toren bevindt zich het graf van Pastoor Veltmans (1866 - 1954), die een belangrijke rol in het behoud van het Nederlandstalige karakter van de Voerstreek speelde, maar waar tevens ook een sluipende verfransing dreigde. Langs het pad naar het portaal staan als stomme wachters eeuwenoude grafkruisen, van het soort dat je overal in het Overmaasgebied ontmoet. Ze dragen bijna uitsluitend opschriften in een oud Nederlands, met hier en daar wat Duitse bijklanken. Tegen de achterkant van de toren ligt een kruisje dat eens het graf sierde van enkele slachtoffers die verongelukten bij de aanleg van de spoorwegtunnel. Aan de kant van de Veurs, het waterloopje dat vlak achter de kerk met de Voer samenvloeit, ligt de bemanning van een RAF-vliegtuig begraven. Hun toestel stortte op 5 augustus 1944 te pletter bij De Plank. Iets verder ligt het Veltmanshuis, genoemd naar Pastoor Veltmans, een voormalig kapittelhuis uit de eerste helft van de 18e eeuw. Het werd in brand gestoken door de Duitsers in 1944 en in 1950 in oorspronkelijke staat teruggebracht. Tot 1971 deed het dienst als pastorie. Nu is het een Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap.

We staan nu in het centrum aan de doorgaande weg van St. Pietersvoeren naar ’s Gravenvoeren. We vinden er voor deze streek zo typische oude vakwerkhuizen uit de 18e of het begin van de 19e eeuw, die volledig of gedeeltelijk in silex (vuursteen) opgetrokken zijn. Maar het dorpsbeeld wordt gedomineerd door de 23 m hoge spoorwegbrug, welke deel uitmaakt van de spoorlijn Tongeren - Aken die door de Duitsers tijdens de eerste wereldoorlog werd aangelegd. De brug is 250 meter lang, heeft 11 bogen van 15 meter en één driescharnierenboog van 30,8 meter overspanning. Bij de aanleg werden de voor die tijd modernste technieken aangewend, zoals het gebruik van gewapend beton in de bouw van de bruggen. Zelfs over gewone veldwegen werden viaducten aangelegd. Maar ook de tunnel van Veurs, een gehucht van Sint-Martens-Voeren, met zijn lengte van 2 km de langste spoorwegtunnel van België, is indrukwekkend. In totaal werd 7 miljoen kubieke meter aarde verplaatst. Niet minder dan 12.000 werklieden waren ingezet: 8.000 onder hen waren Belgische vrijwilligers, maar ook Italianen, Kroaten en Hongaren en 2000 Russische krijgsgevangenen werkten er gedurende zes maanden in 1916. De lijn is nu een belangrijke verbinding voor goederentransport tussen Duitsland en de Vlaamse havens.

We kiezen ervoor 2 kilometer over de doorgaande weg naar ’s Gravenvoeren te lopen. We volgen de Voer stroomafwaarts. Het Voerdal wordt hier gekenmerkt door weiden met fruitbomen. Gelukkig valt het met de verkeersdrukte mee en hoeven we niet voortdurend de berm op te zoeken, maar helemaal ideaal is dit niet. Rechts van de weg aan de Voer gelegen zien we het uit 1790 stammende Château d’Ottegraven. Als we in Schoppem aangekomen zijn, nemen we de eerste afslag naar links achter langs de loodsen van een bedrijf. We zijn hier op Steenbos. Het weggetje voert ons naar de Steenboskapel, een van de merkwaardigste monumentjes van de Voerstreek. Deze kapel is een bouwwerkje dat bijna uitsluitend is opgetrokken met bouwrestanten van een Romeinse villa die op de plek zelf in 1846 is opgegraven. Die villa werd later ook nog de site van een Karolingische koningshoeve. Ook de afgeplatte dakpannen zouden van Romeinse oorsprong zijn.

Op deze kruising van wegen gaan we naar links, waar we na enkele meters opnieuw bij een wegkruis aankomen. Hier kiezen we voor de route naar rechts in westelijke richting en bij het volgende witte kapelletje gaat het naar rechts. Een holle weg brengt ons naar de eerste huizen van ’s Gravenvoeren. Langs een garage komen we in de Hoogstraat en staan meteen in het centrum van ’s Gravenvoeren, dat zich door de jaren heen heeft ontwikkeld als een lintdorp langs de rivier de Voer, met talrijke loopbruggetjes over het water naar de huizen. ’s Gravenvoeren is met ongeveer 1350 inwoners het grootste dorp in de Voerstreek. Het was tot het begin van deze eeuw enkele kilometer lang en slechts twee huizenrijen breed. Sommige huizen in de dorpskom zijn nog altijd boerderijen, met erf en schuur in de schaduw van de kerktoren.

We lopen richting St. Lambertuskerk, gebouwd tussen 1782 en 1786 tegen de laat-Romaanse toren uit de 14e eeuw. Wat nu het kerkplein is, was vroeger het kerkhof. Tegen de kerkmuur aan herinneren nog hele reeks merkwaardige arduinen grafkruisen uit de 17e en 18e eeuw. De opschriften zijn in oud Nederlands en met familienamen die nu vaak nog heel algemeen zijn in Voeren. De merkwaardigste - onder het Christusbeeld vlak bij de lindeboom - is van Johan Walpotz. Het was de tijd dat de westelijke Voerdorpen Moelingen, 's Gravenvoeren en st. Martens-Voeren tot het graafschap Dalhem behoorden, dat deel uitmaakte van het hertogdom Brabant. Opvallend in dit deel van het dorp is het grote aantal huizen met een datumsteen uit de tweede helft van de 18e eeuw. In die periode, tijdens de regering van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia, is de welvaart in heel korte tijd sterk toegenomen. Er heersten gedurende enkele decennia in deze gewesten de rust en politieke stabiliteit. Maar ook de economische ontwikkeling in het Luikse steenkolenbekken was een afzetmarkt voor landbouwproducten als zuivel, fruit, vlees en meer winst opleverende teelten. Zo begon de 'vergroening', graanteelt werd vervangen door veeteelt en fruitteelt. Die Oostenrijkse periode was een heel voorspoedige tijd voor ‘s Gravenvoeren.

Voor de St. Lambertuskerk gaan we naar rechts Onder de Kinkenberg in en zien hoe hier de Voer onder en tussen de huizen door stroomt. Hier is het geen snelstromend riviertje met helder water meer, dat met het grote verval veel zuurstof opneemt en een hoog zelfreinigend vermogen bezit. Het is verworden tot een riolering. Bij sommige huizen mondt de afvoer van de wc rechtstreeks in de waterloop van de Voer uit, zonder dat er zelfs een sceptische tank tussen is geplaatst! Voor veel Voerenaars vervangt de Voer klaarblijkelijk ook de huisvuilophaaldienst. Toch is het beschermde pleintje van Kinkenberg met oude dorpspomp en de recent gerestaureerde Onze-Lieve-Vrouwekapel (1715), gelegen op de noordelijke oever van de Voer op 100 m van de kerk, een heel mooi plekje. We vinden er ook Herberg “De Swaen” aan het begin van de Koetsweg. Deze weg dankt zijn naam aan het feit dat in de Oostenrijkse tijd (1690 - 1790) de postkoets van Luik naar Aken hier langs reed. De paarden werden uitgespannen bij herberg “De Swaen” aan het pleintje van Kinkenberg. De jonge Mozart moet hier in 1763 gepasseerd zijn toen hij met zijn vader op reis was naar Brussel. De herberg is sinds 1987 weer in zijn oude glorie hersteld.

Door de Bergstraat en Kerkhofstraat laten we ’s Gravenvoeren achter ons. We komen langs het kerkhof en volgen ook hier de rood-witte markering van de GR5 langs de Jolettestraat. We dalen af tot aan het asfaltweggetje, waar we even naar links en onmiddellijk weer naar rechts afslaan. Vanaf hier klimt het voetpad weer westwaarts tussen de hoogstamfruitbomen door richting ons eindpunt van deze rondwandeling: Mesch. Als we de fruitbomen achter ons hebben, krijgen we beter zicht op het dal van de Voer links van ons en zien aan de horizon de contouren van Mesch. De grens is nauwelijks zichtbaar of we moeten goed opletten om Grenspaal 30 langs een bosje te kunnen ontdekken op goed 100 meter rechts van de Pletsgatweg, die ons terug in Mesch brengt. We komen opnieuw langs Hoeve “Op den Dries”, door Bourgogne en over de Voer in de Red Horse straat. Doorsteken naar de St. Pancratiuskerk, volgens velen de oudste kerk van Limburg en mogelijk door keizer Karel de Grote voor Akense kanunniken gesticht. Het zou zelfs een van de oudste nog bestaande gebouwen van Nederland kunnen zijn.

De huidige St. Pancratiuskerk vindt zijn oorsprong in een Karolingische veldkapel, gebouwd omstreeks het jaar 800, wat de kolenzandsteen, zichtbaar links naast de ingang, en de visgraatverbanden ons kunnen doen geloven. De vieringsruimte met de vlakke houten zoldering aan de vroegste geschiedenis van een zaalkerk. Maar in de 15e eeuw werd een nieuw gotisch koor gebouwd en aan het eind van de 19e eeuw volgde een verlenging van het schip in westelijke richting. Toen werd ook een nieuwe toren, na instorting van de oude, gebouwd. In 1969 werd het geheel door ir. Satijn gerestaureerd.

Binnen vinden we de houten reliekhouder in de vorm van patroon St. Pancratius, als ridder met een opening in de borst, uit de 17e eeuw. De patroonheilige Pancratius stierf op veertienjarige leeftijd als martelaar. Hij wordt aangeroepen als beschermer tegen kinderziektes, getuige de jaarlijks terugkerende en drukbezochte kinderzegening. Al in de 19e eeuw trokken pelgrims uit het Belgische grensgebied en de omgeving van Mesch naar de kerk om de hulp van Pancratius in te roepen tegen kinderziektes, eczeem, huiduitslag en jicht. De bedevaart heeft zich op kleine schaal tot op heden gehandhaafd. In de kerk staat een houten beeld van St. Pancratius met daarin, zichtbaar achter glas, een relikwie. Bij de kerk staat een monument ter ere van Pancratius die samen met Servatius en Bonifatius de drie IJsheiligen vormt. Hun naamdag wordt gevierd op 12, 13 en 14 mei. Volgens de volksweerkunde is het dan koud en guur weer.

We lopen nog even door naar het oorlogsmonument aan de Grijzegraaf. Opgericht ter herinnering aan de bevrijding van Mesch op dinsdagmorgen 12 september 1944, toen de Amerikaanse bevrijders hier Nederland binnenkwamen. Zuid-Limburg was het eerste deel van Nederland dat door de geallieerden bevrijd is. De bevrijding van Zuid-Limburg was een direct gevolg van het geallieerde plan om de Siegfriedlinie of Westwall te doorbreken, Aken in te nemen en vervolgens door te stoten naar het Ruhrgebied. Het 7e Amerikaanse legerkorps zou via Luik en Eupen naar Aken oprukken, terwijl het 19e Amerikaanse legerkorps via Zuid-Limburg eveneens naar Aken zou trekken. De hoofdmacht van het 19e Amerikaanse legerkorps, "Tomahawk" genoemd, bestond uit de 30e Infanteriedivisie "Old Hickory" met het 117e, 119e en 120e regiment, de 113e Cavaleriegroep "Red Horse" en de 2e Pantserdivisie "Hell on Wheels", in totaal zo'n 30.000 man. Op die dinsdagmorgen 12 september 1944 trokken zij onder commando van kapitein Kent bij Mesch tussen Grenspaal 34 en 36 Zuid-Limburg binnen en werden de eerste Nederlandse gemeenten Mesch, Eijsden, Mheer en Noorbeek bevrijd. Bij Grenspaal 35 sneuvelde de eerste Amerikaanse soldaat op Nederlandse bodem. Het was infanterist Leonard Hoffman uit Pennsylvania.

Vanhier is het nog enkel straten door terug naar partijcentrum “De Laathof”, waar we onze rondwandeling door de westelijke Voerstreek begonnen zijn. Het is inmiddels 17.00 uur geworden. Nog snel even omkleden en dan op weg naar Oisterwijk waar we zoals afgesproken rond de klok van 19.00 uur in “De Dorpsherberg” verwacht worden om met een gezellig etentje ons traditionele Ardennenweekend af te sluiten. Kitty wordt gebeld als we Eindhoven achter ons hebben, zodat we met 8 personen aan tafel kunnen. Hadden we een ronde tafel voor 0ns voltallige gezelschap gereserveerd, bij binnenkomst blijkt dat aan de kleine ronde tafel gewoon een andere is aangeschoven. Echt gezellig zit dit niet. Als er dan ook nog enig gehannes ontstaat over het eten en de gebakken aardappels niet echt gebakken zijn, maar gefrituurd, roept het enige vraagtekens op of we het komende jaar niet eens een andere eetgelegenheid moeten uitkiezen in Oisterwijk. Er is immers concurrentie genoeg en tenslotte is ook hier de klant koning. We zullen zien!! Tegen 22.00 uur nemen we afscheid van elkaar. Gelukkig hebben we nog een paar dagen vrijaf en is er tijd genoeg om de herinneringen aan die paar uitzonderlijk goede en zonnige wandeldagen in de Ardennen nog een de revue te laten passeren. Het motto blijft in elk geval: “volgend jaar gaan we weer!!”

Charles Aerssens
7 november 2005



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 8-11-2005 door C.P.J. Aerssens