© L.A.W.V.VIA-VIA

De hevige sneeuwval en de aanhoudende vrieskoude hebben in december voor zoveel winterse overlast gezorgd, dat we de geplande wandeldag hebben moeten aflassen. Dus iedereen heeft met veel geduld moeten uitkijken naar januari om opnieuw met elkaar op stap te gaan. Charles heeft voor deze eerste wandeldag in 2011 gekeken naar een nieuwe uitdaging en omdat Peter al eens geopperd heeft om de route van het nieuwe Hertogenpad te bekijken, is het besluit snel genomen een begin te maken met het 238 kilometer lange Hertogenpad. Deze LAW13 loopt van de garnizoensstad en Nassaustad Breda naar ’s Hertogenbosch en van hier gaat de route over het voormalige Peellandpad naar Roermond. Zo wandelen we door Boswachterij Dorst, de Brabantse Sahara van de Loonse en Drunense Duinen, de Meierij van ’s Hertogenbosch met het Bossche Broek en natuurgebied de Maashorst, Nationaal Park De Groote Peel en het natuurgebied Leudal. Het hele traject is een ontdekkingstocht naar de sporen van de boeiende cultuurhistorische geschiedenis van het voormalige Hertogdom Brabant. De met rood-wit gemarkeerde wandelroute voert ons door een afwisselend landschap waar de Bourgondische sfeer van gezelligheid en gastvrijheid voor ontspannend wandelen zorgt.

Het mail verkeer wordt in gang gezet en de reacties stromen binnen. Marlien, Jan Willem, Peter, Arie, Jan, Harrie en Karst melden zich. Dit betekent dat we met 8 personen op stap zullen gaan voor het eerste traject van het Hertogenpad: Breda-Dongen met een afstand van 21 kilometer. Dit vraagt om een aangepaste logistiek. Immers bij een “wandeling in lijn”, zoals onze zuiderburen zo mooi zeggen, moet het vervoer goed worden geregeld. Op het eindpunt moeten dan in elk geval 2 auto’s beschikbaar zijn voor de terugreis naar het vertrekpunt. Omdat we op het station van Breda van start gaan en er hier nauwelijks mogelijkheden zijn om de auto te parkeren, heeft Jan Willem een oplossing aangereikt om vanuit de Weeldenberg met de bus naar Station Breda te gaan. Karst, Jan en Harrie zullen zich daar melden en Charles, Peter en Jan Willem zorgen ervoor dat er in Dongen twee auto’s op het eindpunt staan. Zo gezegd zo gedaan!

© L.A.W.V.VIA-VIA

We vertrekken voor het eerste traject van het Hertogenpad vanaf het station Breda. Het huidige stationsgebouw is een ontwerp van Koen van der Gaast en bestaat uit een hoge overkapping over twee van de drie eilandperrons, met daarvoor een eenvoudig ingangsgebouw. Als we het stationsplein oversteken, lopen we rechtdoor de Willemstraat in, waar we meteen de beeldengroep van de Posthoornblazers van de beeldhouwer Steef Roothaan passeren. Zo komen we op de Academiesingel en steken er de brug met de Singel over. Direct na de brug wandelen we rechtdoor het Park Valkenberg in. Hier aan de ingang van dit park staat het Baroniemonument uit 1905, ontworpen door architect Pierre J. H. Cuypers (1827-1921). Dit monument is opgericht ter herinnering aan de 500-jarige band in 1904 tussen Breda en het Huis Oranje-Nassau. In 1404 wordt Engelbrecht I van Nassau-Dillenburg gehuldigd als heer van Breda. Het monument heeft de vorm van een burcht en wordt bekroond met een leeuw. Naast de namen en familiewapens van Engelbrecht en zijn vrouw Johanna van Polanen, staan op het monument de wapens van de gemeenten in de Baronie van Breda. Het monument is op 3 juli 1905 onthuld door de toenmalige koningin Wilhelmina.

Het Park Valkenberg midden in de binnenstad van Breda heeft een vijver met een fontein, bomen, bloemen en planten en enkele beelden. Het ligt ten oosten van het Kasteel van Breda met daarop het terrein van de Koninklijke Militaire Academie (KMA). Het huidige park is vroeger de tuin van het Kasteel van Breda geweest. Hendrik III van Nassau-Breda (1483-1538) laat deze tuin aanleggen in Renaissance vormen, verdeeld in rechthoekige vakken en versierd met beelden. In 1886 ontwerpt de Leuvense tuinarchitect Lieven Rosseels (1843-1921) een nieuwe aanleg voor het stadspark Valkenberg. Het wordt een romantisch landschapspark met boomgroepen, een slingervijver en doorkijkjes op de Grote Toren. In een van de vierkante perken uit de tijd van Stadhouder Koning Willem III (1650-1702) wordt bij een latere restauratie opnieuw een kopie van het beeld van Hercules geplaatst. Dit beeld, dat in de volksmond “Vuile”Jan wordt genoemd, is een replica van het zandstenen tuinbeeld, dat Willem III samen met 16 anderen tussen 1670 en 1686 kocht en het enige beeld dat overgebleven is. Het origineel staat in het Breda's Museum. Ook vinden we er restanten van verdedigingstorens, afkomstig van de voormalige stadsmuur, en een speelvoorziening voor kinderen. Het is een rustplaats in de stad waar men kan wandelen en fietsen. In het noorden van het park ligt het Theehuis (2002) van de bekende architect en beeldend kunstenaar John Körmeling. Bovenop het vrijwel transparante gebouw staat "slagroom, spaghetti, koffie, worst, ijs, kauwgom, soep, friet, snoep, salade, pepermunt, bier, taart, thee". Maar weinig daarvan is er daadwerkelijk te koop.

Aan de zijde van het Kasteel van Breda verlaten we het Park Valkenberg en staan nu meteen op het Kasteelplein voor de brug, die toegang geeft tot het terrein van het Kasteel van Breda met de KMA. Het is Jan III (1312-1355) Hertog van Brabant die in 1350 Breda verkoopt aan de Hollandse edelman Jan II van Polanen (1324-1378), Heer van Breda, die de toenmalige burcht versterkt met een gracht en vier hoektorens. Het zo ontstane kasteel wordt in de verdedigingswerken van Breda ingepast. Als het geslacht Van Polanen in de mannelijke lijn uitsterft door de geboorte van Johanna van Polanen (1392-1445) en als zij in 1403 trouwt met de Duitse edelman Engelbrecht I van Nassau (1370/1380-1442), komt Breda en het kasteel in handen van Familie Nassau. Dit is het begin van de band tussen Nederland en het Huis Oranje-Nassau. Het kasteel wordt kort na 1460 vergroot door Johan IV van Nassau-Dietz (1410-1475), de zoon van Engelbrecht I. In die periode wordt de Rekenkamer van het Kasteel van Breda gebouwd, waar de vele bezittingen van de Nassaus worden vastgelegd en ook de nog bestaande Nassautoren. Zijn achterneef Hendrik III van Nassau-Breda (1483-1538) laat het kasteel in 1536 verbouwen tot een Renaissance paleis. Maar zijn zoon René van Chalon (1519-1544) maakt het werk af en bouwt in 1540 de prachtige Hofkapel. Als René van Chalon kinderloos sterft komt het kasteel en de titel Prins van Oranje in handen van zijn elfjarige Duitse neef Willem van Nassau-Dillenburg, de latere Willem van Oranje (1533-1584). Hij wordt zo de beroemdste bewoner van het Kasteel van Breda.

In de strijd van Willem van Oranje tegen het Spaanse gezag krijgt het kasteel opnieuw een militaire functie. In 1667 wordt in het kasteel de Vrede van Breda getekend door vertegenwoordigers van Engeland, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Frankrijk en Denemarken, waardoor er een einde komt aan de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. Stadhouder Koning Willem III bouwt het kasteel tussen 1686 en 1695 verder uit, waarbij het de naam Prinsenhof krijgt. Hij en zijn opvolgers verblijven echter maar weinig in het kasteel. In de Franse tijd (18e eeuw) doet het Kasteel van Breda dienst als kazerne en militair hospitaal. Het is Koning Willem I (1772-1843) die in 1826 het Kasteel van Breda ter beschikking stelt aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) en twee jaar op 24 november 1828 komen er de eerste cadetten.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Hier op het Kasteelplein start volgends de wandelgids het Hertogenpad. Je zou mogen veronderstellen dat onder het toeziend oog van de hoog op zijn bronzen paard gezeten Stadhouder Willem III van Oranje-Nassau (1650-1702) er wel enige informatie te vinden is over het hier beginnende Hertogenpad. Niets van dit alles! Het hoog op de sokkel staande beeld is in 1921 gemaakt door van de uit België afkomstige beeldhouwer Antonius Stanislaus Nicolaas Ludovicus Dupuis (1877-1934). Als we vertrekken vinden we de eerste rood-witte markering in de Catharinastraat, die we naar links inwandelen. Al meteen aan onze linkerhand zien we het Begijnenhof, een door muren omringd complex bestaande uit huisjes en een kleine kerk idyllisch gelegen in het centrum van Breda. De 29 huisjes zijn verdeeld over twee hofjes en gegroepeerd rondom een kruidentuin. Hier staat ook een beeldje van twee begijnen in gesprek. Het begijnhof is in 1267 gesticht op de grond die door Hendrik (1252-1269), Heer van Schoten en Breda is geschonken. De begijnen zijn sinds het eind van de 12e eeuw een beweging van vrome katholieke vrouwen veelal van adellijke afkomst, die in kuisheid een leven van bezinning en gebed willen leiden. Zij leggen niet zoals kloosterlingen een gelofte van eeuwige trouw en armoede af. Dit eerste Begijnhof ligt oorspronkelijk op het huidige Kasteelplein bij het Kasteel van Breda en de fundamenten hiervan zijn in de jaren 90 van de vorige eeuw blootgelegd en onderzocht.

Als in 1525 Graaf Hendrik III van Nassau-Breda (1483-1538), Heer van Breda, het Kasteel van Breda besluit uit te breiden tot een Renaissancepaleis, moet het Begijnhof wijken. In 1535 verhuizen de begijnen naar de huidige locatie aan de Catharinastraat. Hier krijgen ze de beschikking over de St. Wendelinuskapel. In 1440 is deze Gotische St. Wendelinuskapel gesticht door Johanna van Polanen, de vrouw van Graaf Engelbrecht I van Nassau, Heer van Breda. Wendelinus is haar persoonlijke beschermheilige. Hun zoon Graaf Jan IV van Nassau heeft de bouw voltooid. Vanwege banden met het Huis Oranje-Nassau geniet het Begijnhof na de Reformatie bescherming van de Oranjes waardoor het als enige katholieke instelling in de stad mag blijven voortbestaan. Wel wordt in 1590 de kapel geconfisqueerd en in 1648 na de Vrede van Munster aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog komt de kerk in handen van de Waalse Gemeente. Deze functie heeft dit gebouw tot op heden behouden. De begijnen richten hierna twee huizen aan de noordzijde van het Begijnhof in als kerk. De meeste huizen worden in de 17e eeuw vervangen. Pas in 1837 kunnen de begijnen weer over een echte kerk beschikken, een klein gebouw in Neo-Classicistische stijl.

Vanaf het Begijnhof wandelen we de Catharinastraat uit en komen op de kruising met de John F. Kennedylaan, die we oversteken en dan de Boschstraat inlopen. Zo komen we meteen langs het Graphic Design Museum, dat gevestigd is in een van de oudste gebouwen van Breda: De Beyerd. In 1246 wordt het voor het eerst vermeld in de archieven als gasthuis voor het verzorgen en verplegen van pelgrims en vreemdelingen gelegen aan de weg naar Den Bosch bij de Gasthuispoort. Vanaf de 16e eeuw is het Gasthuis ook bestemd voor de armen van Breda en doet dienst als ziekenhuis voor pestlijders en krankzinnigen. De Beyerd geeft vanaf de 17e eeuw enkel nog onderdak aan oude mannen. De voorgevel van het pand dateert van 1643 en boven de hardstenen toegangspoort staan de figuren ‘Thijs’ en ‘Geert’, destijds de twee bekendste oude mannen van Breda. Rond 1800 is het Gasthuis een echt oudemannenhuis en onder die naam is het gebouw voortaan bekend. Er is dan plaats voor dertig personen, die de helft van hun inkomen moeten afstaan en mee moeten helpen in de huishouding. In 1955 wordt het gebouw aangekocht door de gemeente Breda en verbouwd tot Cultureel Centrum. In de jaren negentig van de vorige eeuw gaat De Beyerd verder als Graphic Design Museum en wordt een verbouwing gerealiseerd naar de plannen van architect Hans van Heeswijk. Het ontwerp zorgt voor een evenwichtige samenhang tussen het oorspronkelijke gebouw van Laureys Drijfhout uit 1643 en het nieuwe deel. Sinds 1 januari 2008 is het museum verzelfstandigd.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Aan het einde van de Boschstraat komen we op de voor de kruising met de Nassaustraat aan een pleintje met de Kloosterlaan in. Hier staat het bronzen beeld: het Liedespaar (1981). Dit beeld is van de beeldend kunstenaar Franke Tjitse Siegfried Letterie, winnaar van de Prix de Rome in 1961. We vinden het voor het voormalig gerechtsgebouw Breda, een monumentaal pand uit 1883-1886 ontworpen door Willem Cornelis Metzelaar (1849-1918) in Renaissancestijl. Op de façade boven de ingang staat de spreuk in gouden letters: “Suum Cuique Tribuere” en beeld. Er zijn trapgevels, boogvelden en tegeltableaus van Hildebrand Lucien Krop (1884-1970). Tegenwoordig is er een Penitentiaire Inrichting in gevestigd. Naar rechts slaan we de Nassaustraat in en steken na de Nassaubrug de kruising en wandelen rechtsaf Wilhelminasingel op langs het voormalige Ignatiusziekenhuis, gebouwd in 1922-1923 naar ontwerp van de architect Jan Willem Oomen voor de zusters Franciscanessen van de Haagdijk.Het is in de jaren negentig in gebruik genomen door het Florijn College en alleen de voorbouw van het voormalige Ignatius Ziekenhuis is bewaard gebleven.

Verderop steken we de Brabantlaan over en gaan linksaf over een smal geasfalteerd voetpad het park in, waar we links aanhouden en tussen de bebouwing door in een parkachtige omgeving uitkomen, die nog de rust uitstraalt van de tijd dat direct na WOII Deze villawijk met park is in de jaren 50 van de vorige eeuw aangelegd naar een ontwerp van de landschapsarchitect Van Koolwijk met pergola's en waterpartijen tussen de vrijstaande villa's. Het park wordt aangelegd in Engelse landschapstijl en daarom de "Engelse tuin" genoemd. Er staan onder meer eiken in van meer dan 100 jaar oud, afkomstig van de oude stadswallen. In 1958 is dat park geheel doorsneden door een nieuwe uitvalsweg: de Claudius Prinsenlaan, genoemd naar de n 1958 overleden Bredase burgemeester. Het overgebleven deel krijgt dan de naam "Van Koolwijkpark". Op de route door het park komen we opnieuw langs een opmerkelijke sculptuur: een metalenpaard met erop een liggende figuur. Aan het einde voetpad wandelen we linksaf de Monseigneur Hopmansstraat in en als we voor het bruggetje zijn, nemen we het voetpad naar rechts voor het scholencomplex langs. Doorlopen langs het water steken we de Beverweg over en vervolgen direct aan de overkant langs de flats over het tegelpad langs het water onze route. Zo komen we op de Monseigneur Leijtenstraat, die we naar links inslaan. Na de parkeerplaats komen we op de St. lgnatiusstraat, die we naar rechts verder inlopen. Overgestoken bij de verkeerslichten wandelen we verder over de Teteringsedijk. Aangekomen op het kruispunt met de Oosterhoutseweg gaat de route naar links en passeren we even verderop de spoorwegovergang.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Eenmaal de spoorlijn van Breda naar Tilburg over gaan we direct rechtsaf de Parallelweg in, die even verderop overgaat in de in Lage Weg. Hier laten we de bebouwing achter ons en betreden het landelijk gebied tussen Breda en Teteringen. Aangekomen op de Posthoorn volgen we het asfalt naar rechts en onder het viaduct van de Nieuwe Kadijk maakt de weg een bocht naar links. We wandelen door tot aan de Galgestraat, die naar rechts gaat. Het eerste stuk van de Galgestraat is nog verhard en wordt verder een onverharde brede weg met een fietspad ernaast. Zo bereiken we het Cadettenkamp. Hier buigt het fietspad naar rechts en wij vervolgen de route rechtdoor over een bospad langs de zuidelijke rand van het Cadettenkamp, dat uit heide met vliegdennen en zandverstuivingen bestaat en is omzoomd door eikenhakhout en grove dennenbos. Het Cadettenkamp wordt zo genoemd omdat cadetten van de KMA er oefenen. Het fungeert nog steeds als militair oefenterrein. Tijdens oefeningen waarschuwt de terreinbeheerder. Steeds rechts aanhoudend op het smalle pad langs de zandverstuiving komen we uit op een brede onverharde weg en bereiken het talud van de A27. Het zandpad voert ons tot aan de spoorlijn Breda-Tilburg onder het viaduct van die A27 door. We volgen de zandweg tot aan de voetgangerssluis, die toegang geeft tot de ‘Baronie Dorst' van Staatsbosbeheer.

We komen nu in het gebied van Boswachterij Dorst, gelegen in de vierhoek Breda-Oosterhout-Dongen-Rijen, dat Staatsbosbeheer sinds 1899 als een woest en nogal verwaarloosd gebied van stuifzanden, heiden en oude bebossingen in bezit heeft. In de loop der tijd is het gebied veranderd in een grove dennenbos, met een gedeelte jonge bebossing van naald- en loofhout. Er is veel houtopslag in de oudere bossen. De vegetatie is nogal arm en bestaat uit grassoorten, struikheide en dergelijke. Verspreid liggen restanten van oude eiken-berkenbosjes en heideveldjes van voor de ontginning. Over de geschiedenis van het gebied is weinig bekend. Zeker is wel dat het gebied vrijwel geheel ontbost was en is gaan stuiven. De heuvels en dalen zijn hier een direct gevolg van. Om de verstuivingen te bedwingen is het gebied beplant met dennen.

Na de voetgangerssluis komen we op een volgende splitsing, waar we rechts aanhouden en aan het eind linksaf gaan. Na goed 70 meter wandelen we een breed ruiterpad naar rechts in tot op en kruising met een ander ruiterpad. Hier gaat de route naar rechts. Soms volgen we hier een mountainbikeroute en is het opletten! Net voor de oversteek van het brede bospad met het asfalt van de Vijftig Bunderweg zien we aan de rechterzijde een klein Paalkampeerterrein, dat de mogelijkheid biedt om “wild” te kamperen. Na de oversteek verandert na een paar honderd meter opnieuw de richting. We moeten naar links en bereiken de Prise d’Eauweg, die we naar rechts uitlopen. Deze Prise d’Eauweg dankt zijn naam aan het feit dat we hier midden in een waterwingebied zitten waar al vanaf 1894 door waterwinputten drinkwater naar de oppervlakte wordt gepompt, bestemd voor de stad Breda. De Franse vakterm voor zo’n waterwinput is "prise d'eau". Na de oversteek van de Wethouder Van Dijklaan vervolgen we nog even de Prise d’Eauweg tot de kruising en gaan naar links tot aan de picknickbank.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Na het klaphekje betreden we de Lange Heide en het natuurreservaat Nieuwe Leemputten, waar zeldzame insecten zoals eikenpage, zwartsprietdikkopje en icarusblauwtje voorkomen. Aan het einde van het pad gaat de route naar rechts en volgen we de rood-witte markeringen langs het pad, dat zich langs de restanten van de Nieuwe Leemputten kronkelt. Op een driesprong van zandwegen houden we links aan en na twee groene metalen waterputten in het open terrein gaan we rechtsaf. Als we zicht krijgen op het voor ons liggende, voormalige natuurbad Surae, voert de route ons met de klok mee langs het in 2005 aan de natuur teruggegeven zwembad Surae. Meer dan 80 jaar hebben in de zomermaanden vele bezoekers uit het Oosterhout, Rijen, Breda en de Randstad het strandbad bevolkt. Staatsbosbeheer geeft in 1927 toestemming tot baden en zwemmen en in 1931 wordt de plas verpacht aan de Bredase sportleraar A.C. Kuit, die er zwemlessen gaat geven. Uit die periode dateert de naam Surae, de Latijnse naam voor “kuit”. Van lieverlee komen er voorzieningen rond de plassen, er worden kleedhokjes gebouwd en er komt een blokhut, waar versnaperingen worden verkocht. Het aanpassen van het zwembad gebeurt in een werkverschaffingsproject om langdurig werklozen aan een nuttige dagbesteding te helpen. In de hoogtijdagen bezoeken veel dagjesmensen, vaak met autobussen tegelijk, het natuurbad voor een frisse duik en dertig tot veertig schoolreisjes per dag zijn geen uitzondering. Ook een kanovijver maakt dan deel uit van Surae. In 1957 verpacht Staatsbosbeheer het zwembad voor een periode van 75 jaar aan de gemeente Oosterhout, maar 2032 is niet haalbaar en Surae sluit in 2005.

Langs de noordzijde van voormalig natuurbad Surae komen we op het asfalt van de Honderd Bunderweg. Hier gaat het even naar rechts en meteen links de Suraeweg op. Aan onze rechterzijde hebben we opnieuw zicht op een van de oude leemkuilen. Hier is vroeger leem gewonnen door de Rijense steenfabriek bij "De Vijf Eiken". Aan het einde van de 19e eeuw begint die leemgraverij in dit hele gebied als de Tilburgse steenbakkerij Van den Heuvel in 1890 de Lange Heide koopt. Hij draagt die weliswaar in 1894 aan de Gemeente Breda over voor de Bredase waterleiding, maar behoudt toch tot 16 januari 1995 het alleenrecht van leemgraven in dit gebied. In de loop der jaren ontstaan er grote met water gevulde gaten, waarvan de diepte varieert van vier tot veertien meter. Aanvankelijk zijn er negen gescheiden putten, maar doordat sommige werden samengetrokken, zijn er nu nog vijf over die nu onder het beheer van Staatsbosbeheer en de Boswachterij Dorst vallen.

Als we op de Suraeweg over het wildrooster zijn, dat de Schotse Hooglandrunderen binnen hun gebied moeten houden, slaan we linksaf een breed zandpad in, de Kurassierweg. Dit gebied staat op de topografische kaart vermeld als Achter de Keten, waar rond 1300 de houten paardenstallen van de Familie Van Duivenvoorde hebben gestaan en dat in de jaren 1701 en 1732 ook het toneel geweest is van grote militaire oefeningen. Na bijna een kilometer gaat de route naar rechts over een smal bospad en dat zich dan bijna noordwaarts door het bos slingert, waarbij we elke kruising negeren en steeds rechtdoor lopen. Net voor de Ketenbaan buigt het pad af naar rechts en komen we op het parkeerterrein van de Seterse Hoeve aan de Vijfeikenweg, een ideale plek voor een rustpauze.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De Vijfeikenweg steken we over en vervolgen de Ketenkaan. Na goed 75 meter wijst de rood-witte markering naar rechts en we wandelen het bos in. We betreden hier het gebied Steenblik, dat deel uitmaakt van het gebied dat als het Moerken op de topografische kaart staat vermeld. In de volksmond is het Moerken algemeen bekend als de Duiventoren, wat een verbastering zou zijn van “Van Duivenvoorde”, Graven van de Heerlijkheid Oosterhout van wie Willem van Duivenvoorde (1290 -1353) de meest bekende is. Met de klok mee gaat de route naar links en we komen even verder aan een infobord in het Galgenbosch. Hier heeft waarschijnlijk in de eerste helft van de 17e eeuw de galg van Oosterhout gestaan. Oosterhout heeft eeuwenlang het recht doodstraffen uit te spreken. De veroordeelden worden op de Heuvel van Oosterhout terechtgesteld en daarna aan een galg buiten de bebouwing opgehangen. Op deze plek waar de toenmalige wegen van Oosterhout naar Gilze en Rijen en de weg van Dongen naar Breda elkaar kruisen, zijn de veroordeelden opgehangen. In de 19e eeuw worden er geen doodstraffen meer uitgevoerd en verdwijnt de galg. Even verderop wandelen we de Steenovense Baan op naar links om dan meteen naar rechts de route te vervolgen. Zo bereiken we een open weidegebied midden in Steenblik en gaan op de noordoost punt naar rechts.

Na goed 70 meter gaan we linksaf het bos in en nemen dan het eerste bospad naar rechts. Zo lopen we door tot aan de Ketenbaan, die we oversteken en gaan dan om een paddenpoel naar links. De route slingert dan naar rechts en links tussen sloten door, die in natte tijden voor veel overlast zorgen en wellicht tot een alternatieve omleiding zorgen! Aan onze rechterzijde passeren we een ringgracht, die midden in het bos ligt. Het oogt als een vesting zonder hart. Dat hart zou, volgens de verhalen, het middeleeuwse Kasteel van Margaretha van Duivenvoorde zijn geweest. Het klinkt wel romantisch, maar niemand weet of dit verhaal op waarheid berust. Het adellijk geslacht Van Duivenvoorde is in die tijd wel de bezitter geweest van deze grond. Nu staat er sinds 2004 een kunstwerk, Colombier genaamd van de Gentse architecten Robbrecht & Daem. De muren van het colombier of duiventoren bestaan uit gestapelde blokken van pietra grigia di Vicenze, een kalk-zandsteen met een heel natuurlijke uitstraling. Dit stapelen van materialen is een oud gebaar in het zoeken naar beschutting. Het vraagt een zeker geduld en een traagheid die eigen is aan het bos en de bomen. De manier waarop de blokken gestapeld zijn, sluit vlakke, strakke muren uit. Overal ontstaan hoeken en kantjes waarop de vogels kunnen zitten en nesten bouwen. In dit weefsel van blokken zijn gaten gemaakt waardoor de vogels in- en uitvliegen. De Colombier is zeer zelfstandig ingeplant in het landschap en staat als een totempaal in zijn omgeving.

Op de Duiventorenlaan gaat de route naar rechts langs ANWB paddenstoel P-20351 en zo komen we bij ANWB paddenstoel P-22504 op de parkeerplaats aan de Moerkensdreef. Hier wandelen we even naar links om dan naar rechts een breed bospad in te lopen. Na een wat rommelige kruising gaat het rechtsaf langs een hek en een heuvel we volgen het smalle bospad over een zandheuveltje. Naar rechts hebben we uitzicht over een zandvlakte. Dit gebied heet de Dongense Heining, die samen met het eerder gepasseerde Cadettenkamp in Teteringen de enige overgebleven zandverstuivingen in de Boswachterij Dorst zijn. Als we langs de bosrand doorlopen bereiken we het zandpad aan het Wilhelminakanaal. Om aan de overzijde van het kanaal te komen moeten we even naar rechts onder het viaduct door en direct rechtsaf de trap op. De brug over en aan de andere kant de trap naar beneden komen we in de Rijensestraatweg, die overgaat in de Heuvelstraat.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We zijn nu in de bebouwde kom van Dongen. En aan de bebouwing is te zien dat we door een oud gedeelte van Dongen wandelen. Zo komen we langs de oude Leerlooierij van F. van den Assum, gelegen aan de Donge en gebouwd rond 1900. Hier tegenover zien we een Kempische langgevel boerderij met een rieten wolfdak en dakkapel. Dit oude pand heeft ramen met kleine roedenverdeling en deels zes- en vierdelige schuiframen, een omlijste ingangspartij, vensterluiken en segmentroeden in het bovenlicht van de woning. Het volgende bijzondere pand is Villa Berkenheuvel, gebouwd in 1918 in opdracht van leerlooier H. van den Assum en ontworpen in de zogenaamde "chaletstijl" door de bekende architect Ooms, onder leiding van aannemer M. van Gageldonk. Het pand heeft twee verdiepingen op een samengestelde plattegrond onder een schilddak met overstek, gedekt met rood geglazuurde Tuile-du-Nordpannen. Een torenspits bij de entree completeert deze prachtige villa, die zich in een zeer originele staat bevindt.

Bij de Kerkstraat aangekomen kiezen we voor een alternatieve route en verlaten voor even de markering van het Hertogenpad. De Kerkstraat is immers een van de oudste straten van Dongen, wat duidelijk te zien aan een aantal karakteristieke panden en dus interessanter dan de originele route. Al in de Middeleeuwen, in de 14e eeuw staat op deze plaats een Gotisch kerk, iets hoger gelegen en omgeven door een keiweg. De nu Laat-Gotische bakstenen kruiskerk stamt uit het eind van de 15e en begin 16e eeuw met een toren in de stijl van de Kempische Gotiek. Eerst wordt het priesterkoor en de twee transepten gebouwd en eind 15e eeuw de 42 meter hoge toren en daarna wordt de ruimte tussen transept en toren opgevuld met het schip. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog heeft de kerk veel van oorlogshandelingen te lijden, maar in 1640 begint men met het herstel. Het rieten dak wordt vervangen door leien en de oorspronkelijke basilicale vorm wordt door een pseudo-basilicale vorm vervangen. Op 25 juni 1648 na de Vrede van Munster gaat de kerk in Protestantse handen over en in 1685 wordt een raadhuis tegen de kerk aangebouwd. In 1798 komt de toren in bezit van de gemeente.

© L.A.W.V.VIA-VIA

In 1810 tijdens de Franse bezetting wordt de torenspits gesloopt, omdat er een semafoor op geplaatst wordt als onderdeel van de optische telegraafverbinding optische van Claude Chappe op het traject Amsterdam-Parijs. Met de val van hit Napoleontisch bewind verdwijnt ook het seintoestel. De Franse tijd brengt ook met zich mee dat de Katholieken aanspraak op hun vroegere kerk kunnen maken maar in 1822 wordt deze aanspraak afgewezen en de kerk blijft in handen van de Nederlands Hervormde kerk. Bij een restauratie in 1843 worden Neo-Classicistische elementen toegevoegd en wordt er een muur gemetseld tussen koor en schip, dat alleen nog voor de diensten gebruikt wordt. Het gemeentehuisje valt onder de slopershamer en in 1907 zijn er zelfs plannen om de kerk te slopen. Dit gebeurt niet maar de kerk wordt wel verlaten als er in 1922 geen predikant meer is. In 1928 stort tijdens een storm het dak van het bouwvallige schip in en blijft een ruïne ook als tussen 1930 en 1932 het koor, de dwarsbeuken en torenspits worden herbouwd. In de periode van 1931 tot 1942 heeft de toren heeft dienst gedaan als politiebureau. In 1974 krijgt de Stichting De Oude Kerk het kerkgebouw in eigendom en worden er restauratiewerken uitgevoerd: het dak krijgt weer leien, in het interieur wordt een tongewelf aangebracht en het uit 1671 daterende uurwerk wordt in november 1985 in ere hersteld.

Ook in de Kerkstraat passeren we een oude gerestaureerde leerlooierij, waarin nu het Dongha Museum is gevestigd met twee hoofdcollecties: elektrische apparaten vanaf circa 1890 en in de leerlooierij wordt het leerproces getoond. Zo’n leerlooierij is te herkennen aan het drooghuis, waar vroeger de huiden worden gedroogd. Dit drooghuis is meestal een rechthoekig gebouw met een stenen onderbouw, het ‘nathuis’ genaamd, waar het looien geschiedt in looikuipen. Hierboven bevinden zich één of meer houten droogzolders, waarvan de wanden bestaan uit houten, gepotdekselde delen. De kleppen aan beide kanten van de droogzolder kunnen naar buiten toe worden open gedraaid zodat de wind vrij spel heeft op het droogproces. Het Dongha Museum is zo’n kleinschalige huislooierij uit de tweede helft van de 19e eeuw.

Het laatste deel van de dagwandeling brengt ons van de Kerkstraat in de Julianastraat, die we inlopen tot aan de kruising met de Wilhelminastraat. Hier pikken we de originele markeringen van het Hertogenpad weer op en wandelen naar rechts tot op de Kanaaldijk Noord, waar we voor ons de fietsbrug zien over het Wilhelminakanaal het eindpunt van het eerste traject van het Hertogenpad.

Charles Aerssens
6 februari 2011



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 09-02-2011 door C.P.J. Aerssens